“Mam”, schrijf ik haar: “zou je er eens over na willen denken om wat dichterbij te komen wonen?”. Door schade en schande wijs geworden, als ze het berichtje van me ontvangt kan ze eerst schelden tegen haar computer voordat ze me belt. “Nu is je buurvrouw ook al gestorven, er blijven zo weinig mensen om je heen over. Ik wil best meer voor je doen en vaker even langs komen, maar op deze afstand lukt dat gewoon niet”. Met een zo goed als fulltime baan, een bewerkelijke bijbaan, een gezin en een sociaal leven is het iedere keer weer puzzelen om bij haar te komen. Het levert schuldgevoel op, want ik weet dat ze niet graag alleen is en vindt dat ik te weinig kom. “De dagen kruipen voorbij”, zegt ze me iedere keer. “Doordeweeks gaat het nog wel. Dan doe ik een boodschapje en komt de fysio aan huis. Maar de weekenden, ik vind ze echt vreselijk. Het is hier dood- en doodstil. De mensen die langs wandelen of fietsen zijn allemaal met z’n tweeën, of met hun gezin. En daar zit ik dan”.
Ze waren bijkans 50 jaar getrouwd toen mijn vader stierf. Het alleen zijn valt haar na tien jaar nog altijd zwaar. Ze gaat letterlijk gebukt onder haar zorgen, haar rug is krom gegroeid van de veel te hoge belasting. Hoe moet je ook alleen verder als je een halve eeuw met iemand onder één dak hebt gewoond?
Ze verklaart me, na het ontvangen van mijn berichtje over dichterbij komen wonen, de oorlog. We spreken elkaar ruim een week niet en ik laat het even zo. Ik snap het ook wel. Een oude boom moet je niet meer verplanten, clichés zijn niet voor niets clichés, maar ik weet niet hoe ik voor haar kan zorgen op deze afstand. Thuiszorg of verpleeghuiszorg is niet meer vanzelfsprekend en soms moet je met elkaar een lange tijd overbruggen. Maar hoe dan?
Op een zonnige zondag rijd ik naar de kust. Eerst naar het strand voor een wandeling en daarna voor koffie bij haar thuis. De boosheid is wat gezakt en ik krijg zelfs een koekje bij de koffie. Ze moppert. “Ik heb hier een sociaal leven hè”, gromt ze: “wat moet ik daar bij jou doen? Zit ik daar ergens in een appartement en ben jij hele dagen naar je werk. Ben ik nog veel eenzamer dan nu”. Ik luister en leg mijn hand op de hare. “Jij stelt dat alleen maar voor omdat het makkelijker is voor jou. Heb ik niks aan hè”, snauwt ze. Hoewel mijn lichaamstemperatuur een paar graden stijgt, beheers ik me. “Maar als ik af en toe eens bij je langs kan fietsen, dan kan ik veel vaker komen hè mam”, relativeer ik. “Dan kan ik ook eens met je mee-eten, of jij met mij. Dan kan ik een boodschapje voor je doen, of je even helpen met dingen in huis. Of we fietsen een eindje samen”. Ze blaast. “Ik ken daar niemand”, zegt ze. Ik knik. “Dat is zo. Maar als je in een zorgcomplex gaat wonen, leer je natuurlijk snel mensen kennen. Hier komen toch ook steeds nieuwe mensen wonen?”. Ze knikt. Haar ogen spuwen vuur. Ik laat het verder rusten, ik kan haar tenslotte niet dwingen. Ik zet twee tuinstoelen op de galerij, ze praat over koetjes en kalfjes en we genieten allebei van een kop koffie in de eerste lentezon.
“U mag er gerust even bij komen zitten hoor”, zeg ik tegen de overbuurvrouw, die haar dagelijkse wandeling over de galerij maakt en daarbij met haar rollator de bloeiende narcissen van mijn moeder snoeit. Mijn moeder houdt haar adem in als ze daadwerkelijk haar looprekje parkeert en komt zitten. Ik knoop een praatje met haar aan. Ze is 93 en na een huwelijk van 71 jaar onlangs haar man verloren. “Ik vind er niks meer aan”, zegt ze en de tranen rollen over haar wangen. “De kinderen en kleinkinderen komen wel hoor, ze komen zelfs logeren, maar ik vind eigenlijk niks meer leuk”. Ze vertelt, over het verliezen van haar zoon en over het verhuizen van een andere. Ik luister geboeid. Er komt geen enkele wedervraag en ik laat het zo. Na een half uur help ik haar opstaan en trapt ze haar rollator weer aan. “Bedankt”, zegt ze: “dat ik er even bij mocht komen zitten”. Mijn moeder glimlacht. “Hoe krijg je dat nu weer voor elkaar”, sist ze tegen mij: “die dame zoekt nooit contact, echt met niemand. Die is helemaal niet aardig hoor”. Ik weet het ook niet. De simpele vraag om even te komen zitten was vandaag kennelijk voldoende.
Eenmaal weer thuis wissel ik van gedachten met de kinderen, over de zorgindicaties en de situatie van hun oma. Een bejaardentehuis zou in haar geval best een goede oplossing kunnen zijn. In een eigen appartement, maar met de mogelijkheid om het sociaal contact op te zoeken. Om eens een praatje te maken of een spelletje te doen, samen te eten of wat dan ook. Maar wat moeten we doen als haar geest verder achteruit gaat?
Zoon 2 waarschuwt me voor mijn eigen toekomst. “Eigenlijk zouden we jullie moeten uithuwelijken”, zegt hij. “Dan draaien we de rollen gewoon om. In sommige culturen worden de dochters uitgehuwelijkt, maar dat kan natuurlijk ook prima andersom. Als we jullie koppelen aan een goede partij zijn jullie mooi onder de pannen”. Ik lach om het handgebaar dat hij erbij maakt. “Aan wie zou je me dan weggeven?’ vraag ik zowel mijn dochter als zoon 2. “Aan Louis Theroux”, antwoordt mijn dochter: “want ik weet dat jij die leuk vindt”. Dat is lief en wáár. Ze houdt rekening met mijn voorkeur! Het antwoord van zoon 2 is van andere aard. “Aan Elon Musk”, antwoordt hij. Bijzonder, want ik vind het geen aantrekkelijke man en zijn geld interesseert me ook niet. De verduidelijking volgt rap. “Dan kunnen jullie lekker samen in zijn Tesla, enkele reis naar de maan. Opgeruimd staat netjes”.
Uit het appartement van mijn moeder komt weer witte rook, zo lang ik die roze olifant lekker in de hoek laat staan. Dat wat ik zorgzaam en liefdevol bedoelde, ervaart zij als een bedreiging en dat snap ik ook wel. Het zorginfarct, vooral in de ouderenzorg, maakt dat er tijdig naar creatieve mantelzorgoplossingen moet worden gezocht. Dat valt niet mee als iemand niet in staat of bereid is om mee te denken óf de voordelen er niet van inziet.
Misschien is een bemiddelingsbureau voor bejaarden nog niet zo’n gek idee. Dat kunnen we dan “Binder” noemen: Tinder voor bejaarden. Want samen ben je sterker dan alleen, het vermindert de eenzaamheid en levert aandacht op van gelijkgestemden. Het ontlast de zorg, als je naar elkaar kunt omzien, met elkaar kunt praten en lachen én elkaar kunt helpen. Het mes snijdt dan aan twee kanten.
Ik zal het op een goede dag eens aan mijn moeder voorstellen, dat Binder.
Met een beetje pech word ik dan op haar zwarte lijst geplaatst en moet zoon 2 eraan te pas komen om weer vrede te stichten. Hij kan een potje bij haar breken.
Het was tenslotte zijn idee, dat uithuwelijken. Dan kan hij het -misschien zijdelings- ook eens met haar over verhuizen hebben.
Stereo MC’s: connected
2 reacties
Wim · 31 maart 2024 op 11:55
Binder lijkt een goed idee. Er is echter een probleem.. je hebt een vrouwenoverschot. De mannen gaan eerder richting de Schepper. Wordt dus triootjes vormen. Misschien moeten wij onder het genot van een drankje eens van gedachten wisselen en je plan voor Binder uitwerken?
Wen. · 1 april 2024 op 14:28
Wat ben je toch een onbaatzuchtige man, dat je triootjes voorstelt puur omdat het praktisch is 😜
Ik zeg: goed idee. Vraag jij alvast patent aan? Dan zie ik je binnenkort 😁