Het is een regenachtige donderdagmorgen, als ik voor het eerst in twintig jaar het ziekenhuis bezoek omdat ik er zelf moet zijn. Ik parkeer mijn auto in de daarvoor bestemde bunker en wandel op mijn gemak naar binnen. Ik heb de verbouwing gezien en de nieuwbouw zien ontstaan, maar alleen aan de buitenkant, nu ik er langs fietste, op weg naar mijn werk of naar vrienden. En eerlijk gezegd vond ik dat ook wel een prima positie, want ik werk zelf in een ziekenhuiscultuur en dat is meer dan genoeg.
Niemand vraagt mij naar mijn actuele gezondheid, noch naar mijn vaccinatiestatus. Ik loop zó de hal in en controleer op de grote borden of mijn locatie-informatie klopt met die op de papieren uitnodigingsbrief. Midden in de hal staat een groot bord met het verzoek om vooral alléén naar de afspraak te komen. Het verzoek wordt massaal genegeerd en er wordt niet gecontroleerd. Het is nog vroeg, maar de wachtkamer zit al aardig vol. Er wordt druk heen en weer gelopen met koffie en er wordt veel gepraat. “Wanneer ga jij op vakantie?”, vragen collega’s elkaar en er wordt gesproken over nieuwe auto’s, gedoe aan de grens en pubers die hun kont tegen de krib gooien. De diverse kamerdeuren, waarachter zich de specialisten bevinden, gaan alleen open en dicht voor personeel. De vrouw tegenover mij zucht diep. “Nou, dat belooft weer wat”, zegt ze, vriendelijk maar enigszins geïrriteerd, terwijl ik ontspannen en tamelijk ongegeneerd mensen zit te kijken. De wachtkamer loopt verder vol en nagenoeg een uur later dan gepland word ik door een verpleegkundige binnen geroepen. In een klein, donker, steriel en sfeerloos kamertje is het wachten tot de dokter zelf komt. Het duurt een minuut of wat voordat ze de deur open zwaait en de ruimte betreedt. Ze heeft een mondkapje op, houdt gepaste afstand en heeft kennelijk zojuist besloten dat de vaart erin moet.
Even later mag ik een deur verder, waarachter haar spreekkamer zich bevindt. De assistente en zij zitten naast elkaar, ieder achter een computer. Ze zitten allebei als een razende te typen. Ik vraag me af wat. Misschien schrijven ze wel columns, over sneue figuren die een doorverwijzing hebben afgedwongen bij de huisarts. Er wordt niet tegen me gepraat, noch naar me gekeken. Ik kijk tegen de achterkant van grote computerschermen aan en wacht gedwee af. De aanslagen op de twee toetsenborden klinken als mokerslagen in de snijdende stilte.
De medische termen die ze even later in sneltreinvaart bezigt, probeer ik tevergeefs te onthouden. Voor ik het weet, ben ik de spreekkamer uit gewerkt en lig ik elders op een tafel waar een vriendelijke verpleegkundige met een lange verdovingsnaald zwaait om daarna een biopt te kunnen nemen. Een kwartier later verlaat ik het nieuwe ziekenhuis, een ervaring rijker, maar eentje die ik best had kunnen missen. Het is wel goed voor de bewustwording, dat huis- tuin- en keukengesprekjes van personeel onderling beter niet gevoerd kunnen worden in ruimtes waar patiënten lang op hun beurt moeten wachten en gespannen zijn. Werkmatig gezien bevind ik me altijd aan de personeelskant van dit soort ontmoetingen, ik weet dat het bij ons ook gebeurt -sterker nog, ik doe eraan mee- maar ik ga er vanaf nu beter op letten. Het is storend voor de patiënt en het komt niet professioneel over.
Eenmaal thuis ga ik op zoek naar vakantiemogelijkheden. Mijn idee, dat de wereld inmiddels wel een beetje moderner zal zijn ingericht, nu grote ondernemingen als ABN/Amro het zelfs nodig vinden om hun coulance met betrekking tot de geaardheid van hun eigen personeel via de reclame onder de aandacht te brengen, blijkt een waanidee te zijn (als geaardheid en afkomst werkelijk geen issue zouden zijn, dan zou je je ruimdenkendheid hieromtrent niet op deze manier uit hoeven dragen, omdat dit als vanzelfsprekendheid mag worden aangenomen). Ik krijg op mijn social media-oproep voor een vakantieadres tig leuke tips aangereikt, waaronder een tiny house. Ik vraag me af hoe dat zal zijn, als je je eenmaal overdwars en met ingehouden adem naar binnen gewurmd hebt, neem je dan de rest van de vakantie je huisje op je rug mee?
Als alleengaande is je keuze tot het minimum beperkt, tenzij je er heel veel geld aan kunt en wilt besteden óf bereid bent op slaapzalen te overnachten. Nu de regen tegen de ramen klettert vind ik het idee van een stacaravan ineens niet zo aantrekkelijk meer. Nagenoeg alle voorzieningen zijn bestemd voor twee, tenzij je ergens in het piepkleine kadertje bovenin (zonder leesbril niet te vinden) het standaard uitgangsgpunt van twee personen aanpast naar één persoon. Dan halveert de lijst met mogelijkheden meteen, terwijl de kosten niet of nauwelijks dalen en in sommige gevallen zelfs nog stijgen, omdat aan een alleengaande een toeslag wordt opgelegd. Ben je al undateable, krijg je ook nog een boete.
Als je er eenmaal op let, valt je op hoe slecht de wereld is voorbereid op het aldoor groeiende aantal alleengaanden. Kleine auto’s zijn relatief heel duur, appartementen zijn bijkans onbetaalbaar. In de supermarkt zijn er maar weinig artikelen in kleinverpakkingen. Vlees, vis, groente en fruit, het is allemaal te ruim verpakt. Blikken soep, pizza’s, pakken koeken, potten pindakaas, het is voor iemand alléén veel te veel. Ofwel je gooit de helft weg, ofwel je eet het tóch op en ontwikkelt morbide obesitas, waarna je dan door de buitenwereld als zwakbegaafd bestempeld en behandeld wordt en dientengevolge in depressieve toestand en schuimbekkend stukloopt op de immense wachtlijsten van de GGZ.
Zonvakanties, die via promotiefilmpjes van TUI en andere vakantie-aanbieders tot vervelens toe opgedrongen worden, zijn op twee of meer personen gericht. De schitterende webinars van gespecialiseerde reisbureau’s over avontuurlijke vakanties aan de andere kant van de wereld laten eveneens zonder uitzondering allemaal koppels zien.
Als ik het nu goed begrijp, zijn we hard aan het werk om alle nationaliteiten en identiteiten te omarmen (goede zaak) maar vergeten we vervolgens om ook onze vastgeroeste ideeën -nog stammend uit de tijd van de Ark van Noach- over een geijkte samenstelling los te laten. Alleen gaan is net zo normaal als met z’n tweeën of met z’n drieën gaan, toch? Meer dan dertig procent van de Nederlandse bevolking is alleen, dus een beetje meebewegen zou wel fijn zijn. En als er nu één moment is om hierin een denkomslag te maken, dan is het wel nú, nu we zelfs in een ziekenhuis gevraagd worden om alleen te komen, ter voorkoming van mensenmassa’s en uitbrekende virussen. Commerciële bedrijven als Corendon, Tui, Booking.com en Lidl lopen daar gruwelijk op achter.
Vijf avonden later concludeer ik, dat ik voor evenveel geld een week in een caravan aan de Nederlandse kust kan bivakkeren als voor een week naar Kos kan vliegen. Dat alleen is al merkwaardig. Ik besluit dit jaar mijn favoriete provincie over te slaan, mijn blik te verruimen en zoek iets buiten mijn comfortzone. Kom maar op met dat avontuur. Ik ga alleen en zie wel wie en wat er op mijn pad komt.
Het gebrek aan mogelijkheden zet me aan het denken. Het moet toch beter kunnen dan dit? Ik formuleer een eenvoudig ondernemingsplan en leg het aan vijf totaal verschillende vrienden voor. Ze zijn allen enthousiast en denken met me mee. Het zou zomaar eens een oplossing kunnen zijn voor iedereen die, al dan niet gewenst, alleen invulling geeft aan zijn of haar leven, daarbij niet gehinderd wil worden door of afgerekend wil worden op het alleen zijn, maar wel in meer of mindere mate behoefte heeft aan vriendelijkheid of een beetje gezelschap. Mijn handen jeuken.
Het vergt een andere manier van zijn, als je alleen bent. Als je alleen naar afspraken en feestjes komt, alleen bij etentjes aanschuift en alleen op vakantie gaat. Als je in je eentje in dat ziekenhuis komt, zelfstandig een autoband verwisselt, je huis schildert, een hypotheekakte bij de notaris ondertekent of gewoon voor jezelf alleen een gezonde maaltijd verzorgt en een glas wijn inschenkt. Het voelt soms wat onbestemd en niet altijd comfortabel, omdat de veiligheid van altijd op iemand terug kunnen vallen ontbreekt. Tegelijkertijd opent het heel veel nieuwe perspectieven. Als je waarneemt, jezelf verwondert, luistert, ziet, ruikt, ontdekt, omarmt en voelt, gaat er een nieuwe wereld voor je open. Je ziet ineens kleuren die er altijd al waren, maar die je niet waarnam, omdat je aandacht er niet naar uitging. Je ontmoet ineens mensen die je niet aangesproken zouden hebben als je met z’n tweeën was geweest. Er ontstaan nieuwe wegen en het kost tijd om deze te verkennen, maar ook lef om het stigma van de alleengaande te negeren zonder de drang te voelen om je steeds te moeten verantwoorden. Alleen zijn is prima, net als samen zijn, maar het vraagt wél andere competenties, zowel van de alleengaande als van de omstanders.
Zoon 2 mag, nadat hij Corona heeft gehad, eindelijk zijn inenting gaan halen. Hij is blij en heeft meteen maar een reisje geboekt met zijn vrienden. Zoon 1 zit in hartje Amsterdam uiterst culinair te eten met zijn liefje ter ere van haar verjaardag. Hij vertrekt één dezer dagen naar Kroatië. Een vliegticket was de helft goedkoper dan met de auto of de trein, maar dat terzijde. Over een omgekeerde wereld gesproken.
“Zeg mam”, zegt zoon 2, als hij mijn auto komt halen op mijn werk, omdat de priklocatie niet dichtbij is. “Is het trouwens geen probleem, dat ik met de auto rijd?”. Ik begrijp zijn vraag niet. Leaseauto’s vervoeren is al maanden zijn bron van inkomen, hij doorkruist bij nacht en ontij het hele land in de meest riante bolides. “Wat bedoel je?”, vraag ik hem. “Nou, mag je eigenlijk wel rijden na zo’n inenting?”. Ik moet er hard om lachen, maar hij kijkt me heel serieus aan. “Natuurlijk wel”, zeg ik hem: “dat doet iedereen toch? Het is een prikje van niks hè?”. Hij kijkt me wantrouwend aan. “Nou ja, ik weet niet, als je nou niet goed wordt of zo”. De held. De hele wereld al over geweest, voor de duivel nog niet bang, is nu bevreesd voor een prikje. Echt een man, denk ik, maar ik spreek het goddank niet hardop uit. Kan niet meer hè, dat is zó 2019.
Zoon 2 komt even later vreugdevol en heelhuids terug met mijn auto. “Zo”, zegt hij: “ik kan weer vooruit”. Hij geeft bijna licht van blijdschap. “Ga jij ook nog op vakantie?”, vraagt hij aan mijn collega en windt haar in enkele seconden om zijn vinger. Hij vertelt over Mallorca, Duitsland en Nicaragua. Allemaal nog dit jaar op zijn planning.
“Een fijn weekeind, schat”, app ik zoon 3, de enige die ik de hele week nog niet gesproken heb. Het duurt een paar uur, maar dan krijg ik toch antwoord. “Dankje mam, jij ook. Het zal wel lukken, ik zit trouwens in Parijs”. Met een grote glimlach klik ik mijn app weer dicht. Ik heb kans gezien om, ondanks de kleine wereld waar ik in opgroeide, vier zeer ondernemende wereldreizigers te produceren. Daar kan ik nog wat van leren.
Eenmaal thuis voeg ik de daad bij het woord. Twijfelen brengt me nergens en de angst voor het onbekende mag niet bepalend voor me zijn. Ik klik mijn laptop open, zet de instellingen van de boeking met gepaste tegenzin handmatig weer op 1 persoon en klik op “boeken”.
And off I go.
All by myself – Celine Dion (Bridget Jones Diary)
2 reacties
Iris · 7 augustus 2021 op 14:06
Wat een heerlijk, scherp stuk.
Ik zie het gewoon voor me, die wachtkamer in het ziekenhuis. Het overkwam mij ook: boosheid over de samenwerking met een collega, een mevrouw(met naam en toenaam) die een brief gaat krijgen dat haar afspraak verplaatst wordt, de röntgen die op vrijdag niet werkt (arme patiënt, als je denkt dat je op die dag aan de beurt bent), het is maar een greep uit de grabbelton die privacy heet. Ik maak me geen enkele illusie 😊
Tegelijkertijd bizar hoe we verschraald zijn in het open en zonder oordeel (laten) deelnemen aan de maatschappij.
Laten we elkaar er op aanspreken. Op een vriendelijke manier, zodat we leren van elkaar en weer “gewoon”, menselijk, gaan doen…
Wen. · 7 augustus 2021 op 14:29
En meteen ook het onderliggende gevoel: als je gezondheid serieus rammelt, doet de rest er weinig meer toe. Als je een uurtje in zo’n wachtkamer vertoeft ben je je daar eens en temeer van bewust en realiseer je je de betrekkelijkheid van je dilemma’s. Daarnaast levert onvriendelijkheid geen enkele (tijd-)winst op, dus kunnen we maar beter gewoon aardig tegen elkaar zijn.
Over die privacy gesproken: als je op één van je digitale apparaten vakanties zit te zoeken, word je er op al je andere apparaten ook mee bestormd. Privacy is een utopie.
Als we bemoeizucht inruilen tegen betrokkenheid zijn we al een heel eind op de goede weg.
In deze wachtkamer, waar ik me bevond, wist ik in ieder geval binnen dat uur van zéker 25 mensen naam en rugnummer. Er valt nog een hoop te verbeteren, of misschien juist te aanvaarden dat het anders onwerkbaar wordt.
Heel veel mensen zijn alleen. De één vindt het heerlijk, de ander is zoekend. Of je nu geel, groen, a-seksueel of genderfluïde bent, het zou niet uit moeten maken in de wijze waarop je als mens wordt behandeld. Tot in lengte van dagen uitgaan van koppels van twee is eveneens een achterhaald principe, het plaatst je als alleengaande zonder dat je dat zelf wilt in een uitzonderingspositie. We strijden tegen iedere vorm van discriminatie, ik voeg deze graag aan het lijstje toe.