Ze zit op de andere hoek van mijn bank, ik schenk koffie voor ons in. “Ik heb vanaf medio juni geen woonruimte meer”, vertelt ze en dikke tranen rollen over haar wangen. “Sorry hoor”, zegt ze zacht: “het grijpt me aan. Het legt zo’n druk op me. Ik moet uit mijn appartement, omdat ik er twee jaar woon en mijn huisbaas geen zin heeft in de huurbescherming die daarop volgt”. Ik luister. Ze is een prachtige vrouw, een jaar of tien jonger dan ik ben, ze ziet er verzorgd en vriendelijk uit en ze deelt haar leven met een tienerdochter en een kat. Het is iets van deze tijd, dat huurcontracten maar maximaal twee jaar mogen duren om wisseling van de wacht (lees: forse verhoging van de huur) mogelijk te maken. “Mijn familie woont in Noord-Nederland en ik vind het geen goed idee om met mijn dochter hier van het ene huis van vrienden naar het andere te verkassen”. Ik knik. Wat een narigheid. “Als ik in jouw huis mag, dan heb ik voorlopig een hele grote zorg minder“. Ik luister naar haar. Ik wil mijn woning best ter beschikking stellen aan iemand als ik weg ben, dan snijdt dat mes immers aan twee kanten. Maar ik wil het alléén afstaan aan iemand die goed voelt en dat is dan ook de reden waarom ik haar uitnodigde om kennis te komen maken. We kletsen wat, over mislukte relaties, verdampte toekomstdromen, woningnood en ander gedoe. Ik vind haar aardig en we nemen na een uur afscheid van elkaar. “Ik laat je een volgende keer het hele huis zien“, beloof ik haar. Nu zoon 1 aan het verhuizen is naar zijn appartement -ook voor maximaal twee jaar-, zijn spullen tijdelijk boven gestald zijn én mijn Internationale student op zolder nog slaapt, vind ik het niet handig om dit nu meteen te doen. We nemen afscheid van elkaar en ik krijg even later een appje dat ze het zó fijn vond en dat ze zich zonder problemen in mijn huis ziet wonen.
Nog diezelfde middag ga ik met een vriendin een koopappartement in de buurt bezichtigen. Zij woont al jaren op een zolderverdieping ergens in een troosteloze winkelstraat, waar ze destijds haar intrek nam in de veronderstelling dat het voor even zou zijn. Ze greep naast de tientallen woningen die ze inmiddels bezichtigd heeft en is de moed bijkans verloren. Twintig minuten mag je komen kijken, als potentiële koper. Niet dat het appartement weinig kost, maar dat doet er niet toe. We staan precies op tijd voor de deur, zien de mensen vóór ons vertrekken en worden rondgeleid door een piepjong ijskonijn van een makelaar. Ze laat ons alleen de grote lijnen zien. Dat de CV-ketel antiek is en er een lekkage bij de dakgoot te zien is, bevestigt ze pas als ik ernaar vraag. “Deze CV-ketel is inderdaad op leeftijd, maar met een beetje geluk gaat zo’n ketel wel vijfentwintig jaar mee”, zegt ze en haar mondhoeken krullen naar beneden. Ik besluit haar niet te vragen waar dit soort ijzersterke ketels dan te koop is, nu de mijne met dertien jaar al met pensioen ging en de installateur me verzekerde dat deze beslist aan de huidige verwachtingen voldaan had.
De sleutel van de aan de buitenkant rotte houten schuur heeft ze niet, dus we kunnen niet in de schuur kijken. De poort sluit niet goed. Ondanks dat het appartement piepklein en oud is, voel ik me er direct op mijn gemak. Het heeft een fijne sfeer, mooie kleuren en een vriendelijke uitstraling. Het voelt cozy, ik zou er prima kunnen wonen. Terwijl de vriendin met de makelaar praat, geef ik mijn ogen de kost. Twintig minuten zijn zó om en een tweede bezichtiging of een bouwkundige keuring vooraf is erg 2020.
“Je kunt bieden tot morgenochtend 12 uur“, zegt de ijskoningin bij de voordeur en ze overhandigt de brochure van het huis. We knikken en vertrekken. We kennen de manier waarop je vroeger een kist appels kocht en tegenwoordig een huis. Tweeënhalve ton moet het kosten, dit appartement van in totaal 60 m2. Iemand in nood is misschien best bereid dat te bieden of zelfs nog te overbieden. Daar maakt deze koele dame dankbaar gebruik van. “Er zijn heel veel belangstellenden”, zegt ze nog. Ik trek mijn wenkbrauwen op, ze ziet het en wendt haar ogen af. We vertrekken en de vriendin besluit niet tot het uitbrengen van een bod over te gaan. “Alle kasten waren eruit gehaald, daardoor leek het zelfs groter dan het is”, concluderen we.
Gelukkig hoorde ik mijn vriend Hugo de Jonge, die tegenwoordig verantwoordelijk is voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, al levensgevaarlijke dreigementen maken aan het adres van diverse Gemeentes en Provincies om eindelijk iets structureels aan de verziekte woningmarkt te veranderen. We kennen onze mediaman inmiddels: met Hugo aan het roer zal de wal het schip uiteindelijk wel keren.
In de tussentijd wik en weeg ik. Wat te doen met de dame die in mijn huis wil? Ze voelde goed, maar wil ik een kind en een kat in mijn huis? Mijn huis is niet meer op kinderen ingericht en van katten knapt je huis meestal ook niet op. En wat als ik tijdens mijn vakantie heimwee krijg en terug naar huis wil? Dan kan dat dus niet. Dan moet ik zelf logeren bij de buurvrouw, bij mijn zus of bij mijn kinderen. “Je kunt hier gewoon langere tijd verblijven hoor, geen probleem”, appt mijn zus me ter geruststelling. De huurinkomsten bieden mij wel weer meer mogelijkheden. Dilemma’s. “Je gaat toch zeker niet je huis verhuren”, zegt kind 1: “dan kun je niet terugkomen wanneer je dat wilt, hè?”. Dat klopt. “Lekker verhuren moeders”, zegt zoon 2, die altijd overal kansen in ziet: “dikke huur voor vragen, lekker chillen op vakantie”. Ik lach. Ik deel mijn plannen graag met mijn kinderen. “Hoezo ga je je auto verkopen?”, vraagt zoon 1 verbolgen. Hij kijkt me argwanend aan. “Ik kan er toch in rijden, dan betaal ik jou die kosten gewoon. En als je geld op is kun je wel wat van mij lenen”. Iedereen vindt iets anders en ik laveer tussen alle steekhoudende argumenten.
Met de oorlog in ons kielzog heb ik het maken van vastomlijnde plannen losgelaten. Er komt wel wat op mijn pad en ik heb voldoende uitgezocht om een plan te kunnen trekken. In Canada heeft de vriendin des huizes mijn schrijftafel al klaargezet (zie foto). Ik verheug me erop, doe schietgebedjes dat het kan doorgaan zoals ik dat vooraf bedacht had en dat het rotte Russische Ei bereid is gezichtsverlies te lijden en in te binden. Zouden zijn dochters hem niet aanspreken en kunnen stoppen? Ik zou er niet mee wegkomen, met zo’n leven als dat van Vladimir. Mijn kinderen zouden me direct onder curatele stellen als ik aan dit soort grootheidswaanzin zou lijden, maar hij lijkt ermee weg te komen, ook nu de hele wereld toekijkt. Hoe zouden die familieverhoudingen zijn? Onvoorstelbaar.
Amper twee weken later belt de dame met dochter en kat in hoge woningnood me. “Ik heb een gesprek gehad met mijn huisbaas. Hij verhoogt mijn huur fors, maar ik mag hier voorlopig blijven wonen totdat ik iets anders gevonden heb”. Ik ben blij voor haar en zou in haar geval precies hetzelfde doen. Mijn internationale student besluit bij haar vriend te gaan wonen nu de universiteit nagenoeg alle colleges nog steeds online doet. Ze is twintig jaar en verliefd op iemand die een huis voor zichzelf alleen heeft. Ik vind het jammer dat ze vertrekt, maar begrijp het wel. Ik ben tenslotte ook jong geweest. “You were so much more than someone who just took me in”, schrijft ze me: “a really amazing friend, too”. Ik ga haar missen, we hadden het gezellig en ze was me geen dag tot last. “Bye, Whitney Houston”, zegt ze en ik schiet in de lach. Ik deed mijn best me te beheersen als zij in huis was, maar dat is kennelijk niet helemaal gelukt. Mijn badkamergezang ging ook op zolder nog door merg en been.
En zo zit ik, een aantal maanden na dato, weer heerlijk met mezelf in de woonkamer. De kaarsen branden, de muziek staat aan, ik voel me senang in mijn huis. Zoon 1 is met zijn over de hele wereld wonende studievrienden uit Sydney een weekeind naar Kopenhagen, waar het koud en zonnig is. Zoon 3 is samen met zijn lief met een partytrein een weekeind naar Praag voor een galabal op een exclusieve locatie. Zoon 2 is in onderhandeling met zijn werkgever om een jaar in Londen te gaan wonen en werken. Dochter 1 heeft nét haar vakantie naar Italië geboekt. Ik geniet van de foto’s en appjes die ik toegestuurd krijg. Ik krul mijn benen onder mijn lijf en constateer dat het leven op een wonderlijke manier toch gewoon doorgaat, of ik nu plannen maak of niet. Of het nu zó dichtbij oorlog is of niet. Dat ik mezelf verantwoordelijk kan voelen voor iedereen in nood, maar dat het mij én een ander niet vooruit helpt. Mensen kiezen uiteindelijk toch écht voor zichzelf en ik kan alleen iets wezenlijks bijdragen op hele kleine schaal, door te doen wat mijn hart me ingeeft, een hand uit te steken naar mijn medemens en mee te bewegen met de omstandigheden. Komt tijd, komt raad.
Nog 16 werkweken te gaan. Het aftellen is begonnen.
4 reacties
Esther · 13 maart 2022 op 14:53
Wil jouw vriendin niet een jaartje huren terwijl ze verder zoekt?
Wen. · 13 maart 2022 op 19:11
Die vriendin heeft twee katten 😳😳.
De meeste mensen willen niet ergens tijdelijk wonen en dat begrijp ik helemaal, want het is maar de vraag of je tijdig weer iets anders hebt gevonden. Mijn meubels blijven gewoon in mijn huis staan, dus dat betekent dat eigen meubels van een huurder opgeslagen moeten worden. Het heeft best wat haken en ogen. Ik zal wel zien hoe het loopt, het zal links- of rechtsom wel goed komen.
Karin · 13 maart 2022 op 23:10
Mooi en herkenbaar verhaal.
Wen. · 14 maart 2022 op 05:52
😘