“Wat denk je?”, appt vriendin X me in de avond. Ze leerde iemand kennen in de supermarkt -een ontmoeting waar de halve wereld heimelijk van droomt, zomaar in het wild, rond zessen bij de kant-en-klare éénpersoonsmaaltijden, volledig lamgeslagen door de feromonen van een grote, mannelijke gestalte met woest flikkerende ogen en gepolijste praatjes, verblind door de lach van een bek vol lichtgevende, gebleekte tanden, in de sfeerverlichting van de Jumbo- waarna ze zich liet verleiden tot contact. Er werd gebeld, geappt, er werden adressen uitgewisseld, hij speelde taxichauffeur voor haar als het regende. Totdat de plotselinge stilte kwam. “Ik ben maar eens op onderzoek uitgegaan”, schrijft ze en ze stuurt me een foto, waarop hij te zien is met aan de ene hand zijn wederhelft en in de andere een grote pot bier, knus op een zonnig eiland. “Godsallemachtig”, app ik haar; “weer zo één? Wat jammer. Wat zul je balen”. Ik ken haar goed genoeg om te weten dat de deceptie haar zwaar zal vallen en de foto kolkend maagzuur veroorzaakt. “Heb je wat onder de foto geschreven?”, vraag ik haar. Ramptoerisme, want dat helpt natuurlijk niets. “Nee, ik heb hem overal geblokkeerd”, antwoordt ze. Verstandig. Zijn vrouw kan er tenslotte ook niets aan doen. Volgende keer toch maar naar de Appie.
“Weet je wat ik nog het allermeeste mis?”, appt vriend D. me: “de manier waarop je naar me keek als ik onder de douche stond”. Ik glimlach naar mijn beeldscherm. Niet zelden werd mijn kijken tegen me gebruikt, omdat ik het -niet expres- overmatig en opzichtig doe. Hij ervaarde het als fijn. “Jij bent prachtig, ik keek héél graag naar je”, antwoord ik hem naar waarheid en leg mijn telefoon weg meteen nadat ik een kushartje teruggekregen heb. Herinneren, koesteren, loslaten, en dóór. Ons samenzijn diende een wezenlijk doel, het was een mooie tijd.
Met het draaien van de klok is het mollenseizoen weer begonnen. Ik fiets in het donker van en naar mijn werk, zie de eerste kerstboom al in vol ornaat binnen staan en kuier langs meerdere met kerstlichtjes versierde voortuinen. De gordijnen zijn veelal dicht, soms brandt er een klein lichtje. De wereld wordt langzaam wakker.
Met zoveel alleenstaanden om me heen zou het toch gemakkelijk moeten zijn om elkaar sneller te vinden. Wat zal ik nu eens doen, een feestje organiseren met de jaarwisseling? Ik krijg er acuut zin in. “Ik zoek een ruimte voor oudejaarsavond waarin ik een feestje kan geven”, app ik zoon 2, die altijd in is voor een goed idee en op dat vlak meer kan bewerkstelligen dan ik. Hij haakt meteen aan en stelt me gerichte vragen. Waar? Hoe laat? Met hoeveel? Hoe duur? Ik leg mijn initiatief aan een aantal willekeurige vrienden voor. “Zou je zin hebben in een feestje op oudjaarsavond?”, vraag ik ze: “als iedereen nou iemand meebrengt, dan maken we er een mooie avond van, met véél muziek”.
Vriendin 1 antwoordt: “ik zit met mijn hond, die kan ik niet alleen laten. Echt wel een superidee van je, maar ik kan niet komen”. Vriendin 2: “ik heb katten, die zijn bang van vuurwerk. Gaat mij niet lukken”. Vriendin 3 wil thuis zijn voor als haar kinderen onverwachts langs willen komen. Vriendin 4: “ja doei! Je weet toch dat ik op oudejaarsavond altijd om acht uur met drank en oxazepam naar bed ga?”. Ik moet erom lachen. “Leuk idee, maar ik zou niet weten wie ik zou moeten vragen”, appt vriend X.: “ik ken geen andere alleenstaande mensen. En een feestje voor twintig man, dat is ook geen feestje hè”. Vriend Y. ziet meteen kansen: “ah leuk, een orgie?”, appt hij terug.
Een week later concludeer ik dat mijn plan kansloos is. De ruimte, de muziek, de drank, ik kan het allemaal fixen, maar de goeie zin moet wel van de mensen komen die aanwezig willen zijn. Ik laat het erbij zitten, mensen forceren om toch te komen is een slecht idee, in alle omgangsvormen. De leeftijd zal ons ongetwijfeld parten spelen, stelletje ouwe kneuzen dat we er zijn!
Het is een onvermoeibaar verlangen in mij, om mensen met elkaar in contact te brengen en het leven te vieren in woorden en in daden. Ongedwongen, open en met respect, zonder bemoeizucht maar met betrokkenheid. In vrij- en veiligheid. Ik zal altijd blijven zoeken naar een vorm van verbinding, omdat ik geloof dat de wereld -in ieder geval de mijne- daar mooier van wordt.
Volgende week start mijn nieuwe vrijwilligerswerk. Zeer onderschat ambachtswerk: niet kijken (want dat kan ik al), maar luisteren, naar mensen die iets willen vertellen. Ik word onderdeel van een team van vrijwilligers die ook bij nacht en ontij een luisterend oor bieden aan wie het nodig heeft. Laagdrempelige verbinding zolang het telefoongesprek duurt, geheel anoniem en oordeelloos. Dat vergt oefening.
Of je nu naar iemand luistert, aan de telefoon of via de chat, of liefdevol en aandachtig kijkt naar iemand naast je, het draait uiteindelijk allemaal om hetzelfde; zuivere aandacht en het gevoel dat je iemand daarmee kunt bezorgen. Ik hoor je. Ik zie je. Je doet ertoe.
Het is pas zeven uur als ik de gordijnen sluit en de kaarsen aansteek. Vooralsnog wordt het een silent disco in mijn casa op oudejaarsavond. Misschien heb ik daar tegen die tijd dan ook wel de meeste behoefte aan.
For taking in the rain when I’m feeling so dry
For giving me the answers when I’m asking you why
My oh my, for that I thank you
For taking in the sun when I’m feeling so cold
For giving me a child when my body is old
Don’t you know for that I need you
For coming to my room when you know I’m alone
For finding me a highway and for driving me home
For that I serve you
For pulling me away when I’m starting to fall
For revving me up when I’m starting to stall
And all in all for that I want you
For taking and for giving and for playing the game
For praying for my future in the days that remain
Oh Lord for that I hold you
0 reacties