“Je viert je verjaardag dit jaar toch wel?”, vraagt vriendin X me: “je wordt 55 hè. Das een bijzondere leeftijd”. Ik luister en denk er het mijne van. Ik vind het eigenlijk alleen maar leuk omdat het een numeriek palindroom is, die 55. Op een zonnige en stoere dag in januari besluit ik om de trossen toch maar los te gooien. “Kom je op mijn bejaardag?”, vraag ik mijn familie en wat lokale vrienden. “Ik ga pannenkoeken bakken en snert maken, kom maar gewoon meteen na je werk”. Warempel, als er eten is, kan ineens iedereen komen.
Heel slim is het niet, om iedereen uit te nodigen voor een gerecht dat je zelf nog nooit hebt gemaakt, omdat je het altijd van je moeder kreeg. Maar ja, dat is nu te laat. En waar ik me ieder jaar in vergis is dat het carnaval de hele provincie lam legt, inclusief de bevoorrading van de supermarkten. Als ik eindelijk de ingrediënten voor mijn gaarkeukenpannen snert te pakken heb, blokkeert een enorme carnavalsstoet het parkeerterrein en sta ik alsnog drie kwartier ongevraagd te kijken en luisteren naar de mensen die ontoerekeningsvatbaar lijken maar wel stemrecht hebben. Onbegrijpelijk.
Op de ochtend van mijn verjaardag sta ik al vroeg boven de pannen. Mijn steun en toeverlaat, kind 1, is onderweg om te komen helpen. Tegen de tijd dat zij arriveert heb ik al meer dan 50 pannenkoeken gebakken. “Heb je nou serieus óók nog gebak en Turks brood besteld?”, vraagt ze me wanhopig en tegen beter weten in. Ik knik. “Ik weet toch niet wanneer iedereen komt?”, antwoord ik haar en ze slikt haar commentaar in. Sommige nare gewoontes van je moeder moet je ook maar gewoon nemen zoals ze zijn. Denken dat je te weinig in huis hebt staat ergens in mijn onhebbelijkheden-top 5.
“Ik wens je in 2024 een mooie liefde toe, ga ervoor, hij loopt écht ergens rond hoor! Het wordt jouw jaar, claim het! Fijne verjaardag, dikke kus”, appt de man van wie ik in no time slappe knieën krijg. “We spreken snel weer eens af “, appt een andere, waarmee ik in een grijs verleden tijdens een eerste date handje drukte, met een langdurige, flirterige, platonische vriendschap tot gevolg. “Ga je binnenkort een paar dagen mee op vakantie?”, vraagt een derde. Ik grijns. Wat een mooie woorden, wat een liefde, wat een utopieën ook. Laat het vinden van niet beschikbare mannen maar aan mij over!
Voor mijn laatste vergeten ingrediënt schiet ik aan het einde van de ochtend alsnog de auto in en sjees ik naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Eén van het ongezellige soort. Als ik bij de kassa kom, met mijn kar toch weer volgeladen, want je weet maar nooit, staat er een dame te dralen bij de rolband. Een flamboyante en voluptueuze vrouw op leeftijd, met uitbundig geverfde haren, felrood gestifte lippen en een pimpelpaarse fleece cape om zich heen geslagen. “Ga jij maar eerst”, zegt ze tegen mij. Dat is mijn tekst. “Nee joh”, antwoord ik: “ik heb best veel. Ik kan wel even wachten, jij was vóór mij”. Ze zucht diep en gebaart met haar handen dat ik door moet lopen. “Nee nee”, fluistert ze: “ga nou maar. Ik sta hier prima, kan ik nog even naar hem kijken”. Ik passeer haar schoorvoetend en maak een praatje met de man achter de kassa, waarna ik mijn boodschappen in ter plaatse bij elkaar geraapte tassen prop.
“Ah, ben je daar weer?”, vraagt de kassamedewerker aan de dame die mij voorliet. Ze knikt. “Ik kan je toch niet missen”, antwoordt ze en ik schiet als enige in de lach. “Je bent gisteren toch ook al een paar keer geweest?”, vraagt hij. Hij kijkt er niet blij bij. Ze knikt. “Ik wilde je vandaag natuurlijk ook even zien”, zegt ze zachtjes tegen hem: “het is vandaag Valentijnsdag hoor”. De man kijkt op van zijn beeldscherm. “Je weet dat ik getrouwd ben hè?”, antwoordt hij, terwijl hij zijn ringvinger met trouwring omhoog steekt. Ze glimlacht schalks. Het kan haar kennelijk niet zoveel schelen. “Je moet niet iedere dag drie keer komen hoor, echt niet”, zegt hij. Ze zwijgt en kijkt naar mij. Ik vind haar lollig en zielig tegelijk. Een pleonasme, bedenk ik in a split second, want sidechicks zijn per definitie naïef, sneu en kansloos.
“Ik kan er ook niks aan doen”, zegt ze tegen me, als ze de winkel tegelijk met mij verlaat. “Ik vind hem zó leuk. Alleen voor hem kom ik iedere dag uit mijn huis, al is het maar om één boodschapje te doen”. Ik knipoog naar haar. “Ik snap het”, antwoord ik haar: “jammer hè dat hij al bezet is”. Ze knikt. “Misschien moet je iets minder vaak een openlijke liefdesverklaring afleggen als je in de winkel bent”, probeer ik voorzichtig: “straks krijg je nog een winkelverbod”. We lachen hardop en ze haalt haar schouders op. “Ik doe niks verkeerd hoor”, antwoordt ze: “ik ben al 73. De tijd van stiekem is wel voorbij”. Ze heeft nog gelijk ook. Maak van je hart geen moordkuil. We zeggen elkaar lachend gedag en gaan ieder een andere kant op.
Mijn huis stroomt in de loop van de dag vol. Een slinger met 55 cadeautjes van mensen die mij heel goed kennen versiert mijn woonkamer. Meerdere mensen hebben dikke voorpret gehad bij het plakken van mijn hoofd op allerlei disneyfiguren aan een vlaggenlijn. Er is muziek, er is gezelligheid en er is bovenmatig veel eten en drinken. Ik tel mijn zegeningen, zelfs als mijn keuken eindigt als een slagveld van formaat waar ik drie dagen voor nodig heb om het opgeruimd te krijgen.
Als ik na middernacht in mijn bed kruip en de dag nog eens aan me voorbij laat gaan, denk ik ook aan de vrouw in de supermarkt. Zij ligt nu waarschijnlijk te bedenken wat ze morgen weer eens zal gaan kopen om een glimp van haar Valentijn op te vangen. Hoe ongemakkelijk het ook is voor de medewerker in kwestie, ze doet geen vlieg kwaad. Ze vervult haar rol als aanbidster met verve, op de luttele momenten dat hij achter de kassa zit en wel naar haar moet kijken om haar te kunnen helpen. Haar heimelijke liefde maakt dat ze iedere dag het weer trotseert, naar de winkel tijgert en een praatje maakt met wie daarvoor open staat. Niet geheel toevallig was ik dat vanmorgen.
Misschien heeft mijn app-er van vanmorgen vroeg gelijk en past er op ieder potje een dekseltje, dat pas vervangen hoeft te worden als er nog wél iets in het potje zit, maar het deksel al helemaal murw gedraaid is, en niet eerder dan dat. Die arme diva zal misschien wachten tot ze een ons weegt, gaat waarschijnlijk nooit krijgen waar ze op hoopt en sterft uiteindelijk een eenzame dood aan de gevolgen van een gebroken hart. Prachtig filmisch en dramatisch scenario, dat wel. Het trieste lot van nagenoeg alle sidechickens, tegen beter weten in wachten op iets dat nooit gaat komen en eindigen als soepkip.
Het is een verhaallijn waar ik zelf nog een tijdje op kan blijven broeden.
En dan moet de lente nog beginnen.
Peggy Lee; fever
0 reacties