“Jij zult nog op je neus kijken”, zegt m’n moedertje, als ik verzucht dat het me zo heerlijk lijkt als alle kinderen op zichzelf gaan wonen. Ze zet haar dreigementen kracht bij met haar kromme wijsvinger. Ik lach hardop. “Doe maar stoer”, waarschuwt ze: “de stilte zal je lelijk tegenvallen”. Ik betwijfel het, maar houd wijselijk mijn mond. “Het is helemaal niet leuk hoor, als alle reuring in huis verdwijnt. En jij kunt wel net doen alsof het je niets kan schelen, maar je weet zelf ook wel dat je gek op je kinderen bent. De muren praten niet terug hè?!”. We lachen, ik wat harder dan zij. Ik ben zéker stapelgek en apetrots op mijn kinderen en blij als ze komen, maar inmiddels even blij als ze na een tijdje weer vertrekken.
Er gebeurt iets merkwaardigs met je tijdsbeleving, als je van een heel druk bestaan in een leven met jezelf terecht komt. In de jaren dat ik werkte en de kinderen trachtte fatsoenlijk groot te krijgen, racete ik van school door naar vier afzonderlijke voetbalvelden, de muziekschool, de zwemles, de gymles, de judo en de atletiek, sleurde ik en passant karrevrachten boodschappen binnen, deed ik daarnaast nog diverse maatschappelijk verantwoorde taken, was ik lees- en zwemmoeder en bevlogen lid van de ouderraad van school. Mijn wasmachine draaide de hele dag en avond onverdroten door, net zo lang totdat deze helemaal aan gort gewassen was door alle rubberbolletjes uit het kunstgras die in de voetbalkousen waren blijven steken. En terwijl het zwembad in de tuin zich vulde, deed ik potjes Rummikub, bouwde ik tenten van oude lakens, bakte ik pannenkoeken voor de hele straat, repareerde ik skelters en bakte ik verjaardagstaarten. Ik draaide mijn hand er meestal niet voor om en genoot ook nog.
Niet zo verwonderlijk dat ik altijd gedacht heb, dat ik zeeën van tijd zou hebben, als ik alle kinderen op eigen benen geholpen had. De werkelijkheid blijkt weerbarstiger dan dat.
Er voltrekt zich een vreemd fenomeen, nu ik alleen woon. Alle tijd die ik heb -naast mijn fulltime baan- lijkt in het niets te verdwijnen. De verwachte verveling slaat helemaal niet toe, want ik heb nog steeds tijd tekort. Ik begrijp het eigenlijk zelf niet meer: hoe deed ik hier ooit vier kinderen bij?
Boven de 50 vergt je lijf aanzienlijk meer onderhoud. Zo staan de pedicure, de manicure, de schoonheidsspecialiste, de kapper, de coach en de tandarts terugkerend op het programma. Er wordt gefietst en gewandeld, alleen en met vrienden, om zowel de conditie als het sociaal leven nog enigszins op peil te houden en de muurvast zittende kilo’s af te schaven. Het huis wordt opgeknapt, de tuin wordt aangepakt, mijn moeder -inmiddels bejaard maar zelfstandig wonend- wordt bezocht en de kinderen lopen regelmatig binnen, ieder op hun eigen moment.
Tijd is een subjectieve beleving. Hoe méér je ervan hebt, hoe sneller je het gevoelsmatig druk hebt. Toen ik vijftien jaar geleden alles tegelijk deed, van het één naar het ander holde, vond ik het soms best druk. Nu ligt er niemand achter de voordeur als ik van mijn werk thuis kom, die roept: “wat eten we? Hoe laat? Eten we nu alwéér dat? Kun je nog even een witte was draaien? Heb je mijn blouse al gestreken? Het brood is trouwens op”. Wat een heerlijke rust is dat en wat ben ik daar absurd snel aan gewend.
En dat is dan ook meteen het begin van het tijdsverlies. Want nu er niemand meer zeurt, ga ik na een werkdag eerst de tuin in met een drankje. Gewoon even lekker zitten na het fietsen, het actuele nieuws lezen, beetje muziek luisteren, het is allemaal niet zo hoogdravend, maar wel chill. Als ik honger krijg -en dat kan soms best pas tegen zevenen zijn- flans ik iets in elkaar en dat eet ik dan op in de tuin of voor de tv. Daarna maak ik een wandeling of doe ik nog iets huishoudelijks. En als de wekker op werkdagen zo vroeg gaat als de mijne, zijn de avonden niet heel lang.
In de weekenden werk ik mijn renovatieprojecten af, geholpen door ingehuurde tuinmannen, kinderen en vrienden. Ik kom aan dingen toe waar ik vijftien jaar lang geen tijd en geen geld voor had. Maar als je eenmaal begint, bijvoorbeeld met een slaapkamer, dan is het einde zoek. Van één klus komt een volgende en eenmaal klaar met de laatste begint het weer van voren af aan. Dat is het lot van een eigen huis. Ik stelde deze week voor om de hut te verkopen, maar enkele van mijn nazaten tekenden hiertegen bezwaar aan. “Dat kun je écht niet doen hoor”, zegt mijn moeder, als ik
-verlekkerd door de idioot hoge verkoopprijzen van vergelijkbare huizen- hardop mijmer over de toekomst: “niets is zo naar voor kinderen dan dat je ze hun thuisbasis ontneemt”. Kniesoor die erop let, maar de mijne zijn inmiddels volwassen met een eigen thuisbasis. De gevoelige snaar van mijn schuldgevoel is toch geraakt en ik kruip met de staart tussen mijn benen in het hoekje van mijn nieuwe bank, wachtend op het moment dat ik me geen ontaarde moeder meer voel.
“Ik heb het vandaag heel druk gehad”, zegt mijn moeder een paar dagen later door de telefoon. “De fysio kwam vanmorgen en vanmiddag moest ik om brood”. Ik glimlach. Mijn moeder is een dapper mens, die vroeger ook een baan had en kinderen opvoedde, weliswaar twee hele brave meisjes, maar toch. Je schaalt af naarmate je ouder wordt. Je energie en je tempo nemen evenredig met je werkzaamheden en je leeftijd af, denk ik. Het is de natuur. Maar inleveren is minder prettig dan opbouwen, dus eenmaal boven de 50 begin ik mijn eigen aftakeling met angst en beven waar te nemen.
De kunst is, dat je genoeg werkt om in je levensonderhoud te voorzien en liefst iets meer dan dat, maar van de resterende tijd vooral geniet. Daar horen persoonlijk lijfonderhoud en het opknappen van je woonomgeving bij, ook al vervloek ik de latexroller en het schuurpapier inmiddels. Deze bezige momenten verdoezelen het latent aanwezige gevoel van gemis van iemand om het leven mee te vieren. Want ja, ik kan alles zelf, maar ik deel zó graag.
De kinderen en ik zijn vijf handen op één buik. En toch vind ik het heerlijk dat ze niet meer onder mijn dak wonen. Dat bezorgdheid heeft plaatsgemaakt voor betrokkenheid. Dat regels stellen, de redelijkheid hiervan tot op de punt en de komma moeten bediscussiëren en overtredingen bestraffen hebben plaatsgemaakt voor wederzijds respect en begrip. Dat ik geen pleisters meer plak en oren druppel, maar mijn eigen teennagels lak. Dat ik niet meer voorlees uit Jip en Janneke, maar literatuur lees en mijn eigen roman schrijf. Dat ik niet meer tussen al die sportvelden manoeuvreer, maar tussen de landerijen fiets of op het strand flaneer, verzonken in mijn gedachten. Dat ik niet meer naar Center Parcs op vakantie hoef, maar een reis voor mezelf kan uitstippelen. En dat ik de meeste dingen kan doen op de momenten die ik daar zelf voor uitkies zonder alsmaar op de klok te hoeven kijken of verantwoording af te hoeven leggen. Dat laatste voelt bevrijdend en eenzaam tegelijk.
Overal is een tijd voor en ik ben zo goed mogelijk de mijne aan het invullen. En hoe het zich verder ontwikkelt? Geen idee. De tijd zal het leren.
Depeche Mode: Enjoy the silence
10 reacties
Kitty · 13 juni 2021 op 08:56
Mooi Wen, en heel herkenbaar!
Wen. · 13 juni 2021 op 09:02
Ja hè Kit, het cliché is waar: hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd gaat. En niemand van ons heeft vooraf een einddatum meegekregen, dus feitelijk weten we nog niet hoe lang we mogen genieten. Laten we het koesteren, alles wat goed is.
Iris · 13 juni 2021 op 09:42
Zo herkenbaar, lief zusje van me.
Mam zei van de week: “Niets meer moeten, om voor op te moeten staan, zaken voor te regelen, het is niét leuk. Ik weet dat ik het niet meer zou kunnen, dus ik leg me erbij neer, maar het is niét leuk”.
Het is een verschuivend perspectief. Een golfbeweging. Eerst jezelf ontwikkelen, dan in dienst staan van een gezin, daarna alleen achterblijven, eigen tijd hebben en alle zaken zelf op moeten knappen; het zijn best flinke golven, zeg nou zelf.
We komen er wel.
Gisteren zei een Tikigenootje: “Omdat de mannelijke lijn in onze familie niet erg aanwezig is, zijn wij allemaal sterke vrouwen geworden”.
Herkenbaar…niet? 🙂
Wen. · 13 juni 2021 op 10:12
Heel herkenbaar. Daarom heb ik denk ik drie zoons gekregen, om de boel weer wat in evenwicht te trekken 🙂
Kennelijk kun je jaren in een patroon zitten waarin amper ruimte is om te voelen wie je bent, te weten wat je wilt, te bedenken wat bij je past. Als je het lekker druk hebt, zoals wij vroeger, heb je daar niet zoveel last van, simpelweg omdat je geen tijd hebt om ergens lang bij stil te staan. Opstaan en doorgaan, niet te flauw graag.
Maar nu de tijd een andere invulling krijgt, realiseer ik me dat tijd écht een beleving is. Dat je je aanpast aan de omstandigheden en dan nu een leven leeft, dat je tien jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden. Hoezo druk. Waarmee dan?
Over het door de jaren heen ontbreken van die mannenlijn in onze familie (en ook in mijn kleinere privé) denk ik veel na. Ik lees erover, ik zoek er hulp bij, ik kijk ook écht in de spiegel en confronteer mezelf ermee. Er ligt in mijn geval een recent pijnpunt, waarin ik met hart en ziel voor iemand koos, die niet wezenlijk beschikbaar bleek te zijn.
En ja, je wordt er sterk en krachtig van als je veel alleen doet, maar het is ook meteen een valkuil om alert op te zijn.
Het zal wel bij de leeftijd horen, om zoveel na te denken over wie je nu eigenlijk geworden bent en over wie je zou willen zijn. Tijd wordt steeds kostbaarder, naarmate we ouder worden.
“We komen er wel”, zeg jij, maar we zijn er volgens mij al, toch? Nog een paar hobbeltjes en dan genieten van het uitzicht 🙂
XXX
Iris · 13 juni 2021 op 12:01
Familieopstellingen: de tijd hebben om je te realiseren waar je vandaan komt. Die tijd is nu aangebroken. Eigenlijk is ie omgekeerd evenredig aan wat je zou moeten weten als je jong bent, keuzes maakt en een gezin start. Ach: misschien begon je er dan niet aan 😊 Een gezin starten vraagt de nodige onbezonnenheid.
Je hebt gelijk, we weten het wel zo’n beetje. Waar we heen willen, waar onze kracht ligt en waar we best een beetje liefde en ondersteuning bij kunnen gebruiken. En laten we ook lerend blijven, elkaar bevragen. Dat levert alleen maar winst op!
Wen. · 13 juni 2021 op 12:12
Mee eens. En dan is ook de ene dag de andere niet.
Ik heb nog heel wat te leren, is mijn conclusie van de afgelopen jaren.
Dat komt goed uit, hoef ik me niet te vervelen.
Dat doet me dan weer denken aan het gedichtje van Godfried Bomans:
“Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen”.
Vandaag schijnt de zon, dus hups, de paden op de lanen in en genieten!
Mark-Jan · 13 juni 2021 op 13:08
Wat geweldig geschreven Wendela! Ik voel en leef helemaal met je mee. De thuisbasis ben ik ook aan het bewaren voor ze. Nu je toch zoveel tijd over hebt, zullen we snel eens afspreken? 😂
Wen. · 13 juni 2021 op 13:12
Doen we 😁
Corina · 13 juni 2021 op 16:12
Je hebt de spijker weer geslagen waar hij hoort…
Prachtig en krachtig geschreven weer!! 😘
Wen. · 13 juni 2021 op 17:12
😘😘😘