Ze neemt de telefoon aan, op de achtergrond hoor ik diverse stemmen. “Stoor ik?”, vraag ik haar, zoals ik dat altijd doe als ik op een door mij gekozen tijdstip bel. “Nee hoor”, zegt ze: “ik zet even de televisie wat zachter”. Ze vindt het alleen zijn moeilijk. Vooral de weekeinden vindt ze tergend lang duren. “Ik spreek niemand op een dag als deze. Het is zo oorverdovend stil!”, zegt ze en ik slik.
Ze woont op ruim een uur rijden bij me vandaan. De man met wie ze bijna 50 jaar getrouwd was, overleed. Ze is dapper, wandelt, fietst en zwemt, rijdt nog auto en kookt met regelmaat een lekker maal voor de mede-bewoners van haar zorgcomplex. Dat doet ze goed. Het noopt haar tot het doen van boodschappen en het stimuleert haar om actief deel te nemen aan de maatschappij. De mee-eters zijn blij met haar kookkunst. Ze schotelt ze steeds iets anders voor, veelal gerechten die iemand voor zichzelf alleen niet maakt.
“Mam, kun je niet eens bij een fietsclub gaan? Of bij een praatclub? Of bij een spelletjesclub?”, suggereer ik. Ze zucht. “Dat is niet in de weekeinden te doen”, antwoordt ze: “en trouwens, ik moet overal al alleen op af. Ik zou eens willen dat hier iemand kwam”. Het gesprek valt stil, ik weet dat ik niet aan haar verwachting voldoe. Ik houd mijn adem even in, het immer terugkerende gesprek slaat me lam. “Ik heb dat ook moeten doen toen ik alleen was, mam. Ik zocht ook mensen op die mijn gezelschap fijn vonden. Ik sloot me aan bij een sneue internetclub en deed er langdurige en fijne vriendschappen op. Het werkte wel”. Stilte. “Dat is anders, jij bent nog jong”, antwoordt ze. Met mijn 50 lentes had ik het op die manier nog niet bekeken.
Nog dezelfde dag wandelen we naar de moeder van de verkering. Ze zit al bepakt en bezakt bij de uitgang op de taxi te wachten, die haar naar één van haar zoons zal brengen. We gaan naast haar zitten. Ze groet ons en kijkt de andere kant op. Hij stelt haar een paar vragen. “Wat heb je gegeten?”, vraagt hij haar en ze haalt haar schouders op. “Ik ben blij dat ik jullie eens zie. Ik zie nooit iemand”, begint ze, zoals ieder weekeind. Wij weten dat ze ons bezoek ook vergeten is zodra we over de drempel zijn gestapt. En toch is het naar, ze voelt zich blijkbaar veel alleen. Wij kunnen dat niet oplossen, al zouden we dagelijks bij haar langs gaan.
Een weekje later ga ik na mijn werk eten bij één van de vrienden die ik ken vanuit de tijd dat ik -min of meer door de omstandigheden gedreven-actief lid was van een alleenstaande oudervereniging. Hij begroet me met een stevige knuffel en kookt een heerlijk potje pasta. Zijn huis is niet groot en al gauw trekt het rookgordijn van zijn sigaretten op. Mijn ogen branden. “Tja”, zegt hij, als ik ernaar vraag: “ik voel me soms wel echt alleen ja”. Ik luister. Hij is bijna net zo jong als ik, verkoper van beroep en heeft praatjes genoeg. Maar dat volstaat niet. “Mijn kinderen zijn volwassen en leven hun eigen leven, zoals dat ook hoort. Mensen om me heen hebben een relatie. Ik ben wel erg vaak in mijn eentje”. Hij zet muziek op die we allebei mooi vinden, we zingen naast elkaar op de bank mee. Hij een beetje zuiverder dan ik. Hoewel hij op geen enkele manier zielig doet of een slachtofferrol aanneemt, voel ik zijn eenzaamheid. Voor het rookgordijn dat hij optrekt zouden persoonlijke stik-stofmaatregelen geen overbodige luxe zijn.
Later die avond stuur ik een berichtje aan een kennis uit de buurt. “Hee”, zeg ik: “je status staat op vrijgezel! Ik hoop dat dat niet klopt?”. Ik krijg direct een berichtje terug. “Het klopt helaas wel”, zegt ze. Ze trouwde een jaar geleden voor de tweede keer. Ik vond haar destijds zo dapper dat ze het nog eens aandurfde en feliciteerde haar uitbundig. Nog geen jaar mocht het geluk duren, toen kwam out of the blue de mededeling dat hij niet meer van haar hield. Nu viert ze de feestdagen zonder hem. “Kom maar op met je boekje”, zegt ze: “ik wil er graag mijn verhaal in vertellen”. Ik had liever gehad dat zij hiertoe geen aanleiding had, maar we spreken af dat ik bij haar langskom om naar haar verhaal te luisteren en te schrijven.
Op de keper beschouwd, zijn we geen van allen altijd alleen. Maar alleen zijn en je eenzaam voelen, zijn twee dingen. Je kunt je ook alleen voelen met z’n tweeën. Dat gevoel herken ik en ik krijg er kippenvel van. Een bezoek van een uurtje aan iemand die de hele dag achter de geraniums zit, is marginaal. De perceptie is nu eenmaal anders wanneer je midden in het leven staat, dan wanneer je gepensioneerd bent en belemmerd wordt door fysieke beperkingen. De dagen duren een stuk langer wanneer je uit de hectiek van je werk bent geraakt. En de kunst is om hiermee creatief om te gaan.
Mijn generatie is geleerd om vooral onafhankelijk te zijn. Te studeren, te werken, je eigen broek op te houden. Te doen waarvan je zelf gelukkig wordt en lak te hebben aan wat de omgeving van je vindt. En hoewel dat in veel opzichten sterk maakt en zorgt voor draagkracht, leidt het ook tot zwakte. Tot onvermogen om oog te hebben voor de behoeften van een ander. We zouden beter in staat moeten zijn om ons te binden zonder het gevoel te hebben dat we aan banden worden gelegd. Het is een precair evenwicht voor ons allemaal.
“Nog een fijne zondag vandaag, mam”, zeg ik aan het einde van ons telefoongesprek. “Jullie ook”, antwoordt ze. Het schuldgevoel kruipt tot ver achter mijn oren als ik mijn wandelschoenen aantrek om in de herfstzon een grote wandeling te gaan maken. Ik redeneer het zo goed en zo kwaad mogelijk weg. Ik kan het niet oplossen, niet voor mijn of zijn moeder, niet voor mijn kennis of vriend, niet voor de collega die al jaren ongewenst alleen is.
Ik hoop, dat de zorgsector waarin ook ik mijn bestaan verwerf, iets gaat bereiken met de aangekondigde staking. Dat er middelen vrijkomen om niet alleen fysieke zorg, maar ook psychische zorg te kunnen realiseren. Dat we tot een betere taakverdeling kunnen komen en de noodzaak in gaan zien om allemaal een bijdrage te doen in welke vorm dan ook. Want het gebrek aan tijd en aandacht voor elkaar, waardoor we op hoge snelheid voorbij gaan aan dat wat wezenlijk van belang is, dat levert pas échte stik-stof op.
Because I can’t find a taker for that leftover wine
(Melanie Safka)
4 reacties
Janny Veen · 20 november 2019 op 13:45
Zoals altijd komt dit ook weer binnen. Het dwingt je om bij jezelf na te gaan tot welke groep je zelf behoort. Dat zal bij de meeste van mijn leeftijdgenoten wisselend zijn. Soms geef je aandacht en soms wil je aandacht terug. Je omgeving zorgt ervoor dat je,ondanks beperkingen, je soms nog “nodig” voelt. Je hoeft niet belangrijk te zijn maar dat je zijn belangrijk is, is wel fijn.
Wendela · 20 november 2019 op 14:20
Begrijpelijk Janny. Het is soms lastig om je tijd zo te verdelen dat je recht doet aan ieder die je lief is naast de dingen die gewoon moeten om te kunnen bestaan. Dat werken bijvoorbeeld, dat kost erg veel van je vrije tijd. De stikstofdiscussie gaat naar mijn mening over symptoombestrijding en niet over de basis. We reizen de hele wereld over maar weten niet wie er naast ons woont. We hebben andere inzichten nodig, we zouden onze prioriteiten soms anders moeten leggen. Dat geldt ook voor de omgang met elkaar. Als we doorschieten in onze authenticiteit, leven we straks allemaal parallel en raakt niemand meer iemand. Dat lijkt me zo leeg, koud en zo eenzaam. Eenzaamheid is een onderschat probleem. Ik weet de oplossing niet maar ik denk dat we allemaal best iets voor een ander zouden kunnen betekenen.
Fijn dat jij zo midden in je gezin staat en dat jullie met en bij elkaar betrokken zijn.
Elke · 20 november 2019 op 21:39
Wat kun je toch prachtig schrijven, zelfs zo dat iedereen zichzelf of anderen ergens in herkent. En de moraal blijft hangen… Top.
Wendela · 20 november 2019 op 21:57
???