Karwei

Kun je me misschien helpen?”, vraag ik de tandartsassistente enigszins beschaamd: “de wachttijd voor de kaakchirurg is veel te lang, ik kom in de problemen met mijn sabbatical”. Ze aarzelt twee tellen en geeft me het adres van een kaakchirurgiepraktijk zo’n 60 kilometer verderop. Ik noteer het en google in de avond. Ik zie een eenvoudige website, lovende recensies en besluit het erop te gokken. Ik kan terecht, binnen twee weken nog wel. “Is dat voor een consult?”, vraag ik de telefoniste. “Er wordt meteen behandeld, als we de doorverwijzing en eventuele foto’s al hebben”, antwoordt ze. Daar kan het ziekenhuis qua efficiency nog wat van leren. Een aantal telefoontjes verder liggen doorverwijzing en foto’s op de juiste locatie en is het aftellen.

Hoe kan ik nou het beste rijden?”, vraag ik vriend X op de ochtend van de afspraak. Het is de laatste dag van de meivakantie en er wordt omstandig gewaarschuwd voor de verkeersdrukte die dit met zich mee zal brengen. Mijn navigatie leidt me via Hooipolder, waar het al geen doorkomen is op een gewone dag. Vriend X lacht. “Pak gewoon de A59″, zegt hij: “dan neem je de tweede afslag en ga je binnendoor”. Klinkt verstandig en aannemelijk, zéker van iemand die met zijn ogen dicht de weg nog moeiteloos vindt.

In de ochtend werk ik gewoon, want dat brengt afleiding en er is weinig personeel beschikbaar. Ik vertrek vroeger dan strikt nodig is. Eenmaal op de snelweg beland ik in de drukte, maar het rijdt nog wel. Veertig minuten te vroeg parkeer ik mijn bolide op de parkeerplaats van de kliniek. “Het is gelukt hoor”, app ik vriend X: “toen ik eenmaal een tijdje op de A59 zat bleek het ineens de A27 te zijn, maar uiteindelijk ben ik toch op tijd hier”. Ik hoor vriend X al zuchten.

De patiënt vóór me heeft afgebeld. Ik kan nog net even plassen voordat ik word geroepen. In het kleine operatiekamertje staan een Aziatisch ogende kaakchirurg met een mondkapje op, gekleed in een blauwe operatiejas en een Mediterraans uitziende, eveneens in blauw gehesen assistente. Ik steek er maar bleek bij af. “We gaan die kies trachten te redden”, zegt de kaakchirurg beslist. “Fijn!”, antwoord ik hem: “ik ga binnenkort een lange tijd op reis, ik ben blij dat ik zo snel mocht komen”. Hij kijkt naar het beeldscherm, waarop een röntgenfoto van mijn gebit prijkt. “Waar gaat de reis heen?”, vraagt hij me en ik noem de plaatsen die tot nu toe vastliggen. Zijn gezicht breekt open. “Ik ga binnenkort voor een congres naar Vancouver”, zegt hij stralend. “Mag jij ook mee?”, vraag ik de assistente en ze schudt haar hoofd. “Ik doe wel even een goed woordje voor je”, bluf ik en de kaakchirurg lacht hardop terwijl hij de verdoving meedogenloos in mijn tandvlees en gehemelte prikt.

Terwijl hij zijn werk geconcentreerd doet, waan ik me in de Karwei. Het grote gat in het blauwe operatielaken biedt voldoende ruimte om te zien dat er een beitel, een slijptol en een soort steenboor op mijn kaken worden gezet. De afzuiginstallatie bromt zó hard dat ik vrees dat ik ieder moment met stoel en al kan worden opgezogen. Ik ben het lijdend voorwerp bij een technische workshop voor gevorderden en onderga het gedwee.

Na een half uur komt het naaigerei tevoorschijn en een prachtig patchwork-kunstwerkje rijker kan ik de kamer verlaten. De assistente geeft me diverse recepten en een coldpack, verpakt in een witte servet. “Hier”, zegt ze; “kun je alvast koelen”. Ik start de auto en sluit aan in de enorme rij auto’s. Geen tijdsdruk meer, dus het maakt me niet zoveel uit. Vlakbij de afslag die ik wil nemen knippert er een politieauto vóór me. Ik moet stoppen bij een parkeerplaats en laat mijn autoraam zakken. “U weet dat het niet toegestaan is om te bellen tijdens het rijden?”, vraagt hij me. Ik knik naïef. “Waarom doet u het dan?”, vraagt hij me. Ik frons. Mijn wang is rood en dik en mijn mondhoek hangt naar beneden van de verdoving. Het ontbreekt me aan een ad rem antwoord. “Ik belde niet”, zeg ik hem schuimbekkend, terwijl het kwijl ongecontroleerd via mijn mondhoek over mijn kin loopt. Nog even en ze laten me een drugstest doen. Ik open mijn rechterhand, waarin de ingepakte coldpack zich bevindt. “Het is een coldpack”, zeg ik hem: “ik kom net van de kaakchirurg. Wil je het zien?”, vraag ik en hij doet een stapje achteruit. “Ik had deze gekregen tegen de zwelling”. Hij knikt flauwtjes. Op zijn verzoek laat ik mijn rijbewijs zien en trek ik mijn telefoon uit een gesloten vak van mijn handtas. “Niet zo verstandig, om zelf naar huis te rijden na zo’n ingreep”, zegt hij nog. “Dat bepaal ik zelf wel”, denk ik, maar ik slik de woorden tijdig in. Er waren meerdere mensen die aanboden me te vervoeren, maar dat sloeg ik consequent af. Ik kan tegenwoordig alles opperbest in mijn eentje. Té goed, wellicht.

Even later start ik de auto weer en rijd ik alsnog huiswaarts. Als ik nét op de bank zit, komt de tuinman, die in de wijk woont en mij ad hoc helpt met snoeiwerk. “Ik kan je nu niet echt meehelpen, P.”, zeg ik hem: “ik doe het even rustig aan“. Hij knikt begripvol en zet de snoeischaar in mijn laurierstruiken. Als ik even later de takken bij elkaar veeg -ik had het al een kwartier volgehouden om passief toe te kijken hoe hij mijn werk deed- protesteert mijn nieuwe naaiwerkje boosaardig. Ik zwaai tuinman P. uit en plof alsnog op de bank, nét op tijd voor Louis Theroux, mijn favoriete documentairemaker. Woest aantrekkelijk vind ik hem, tot grote hilariteit van de mensen om me heen die verstand pretenderen te hebben van cosmetisch goed gelukte mensen en die niet, net als ik, als een blok voor totaal andere eigenschappen vallen.

Met een bakje kwark en een glas water kom ik de avond prima door. Als ik me uitkleed om te gaan slapen, rolt er een klein stukje ijzer uit mijn beha. Het tikt op de badkamervloer. Ik herken het niet als van mij en gooi het weg. Lachen lukt met die hamsterwang alleen binnensmonds. Het is zoals een technische workshop behoort te zijn: aan het einde houd je een ondefinieerbaar onderdeel over.

Lekker rustig met moederdag”, appt zoon 2, die zelf met een enkelblessure -opgelopen tijdens de derde helft- op zijn bank zit te balen. Met één kind in Barcelona en één in Rome zal het inderdaad stil zijn zondag. En dat komt me nu best goed uit.

Nog 8 weken.



Paul de Leeuw: flink zijn, even flink zijn

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

4 reacties

Esther · 8 mei 2022 op 03:23

Wat fijn dat deze klus vooraf al geklaard is, onderweg lijkt me nog een groter avontuur 😉
Mijn zoon moest eens in Spanje een reparatie laten doen en terwijl we zaten te wachten werd de praktijk steeds blauwer van de sigarettenrook…de tandarts kwam al rokend door de gang en ging nadien zonder handen wassen en zonder handschoenen fijn aan het werk in de mond van zoonlief…zou zomaar kunnen dat dat de reden was van de mega ontsteking die daarna is ontstaan…

    Wen. · 8 mei 2022 op 08:32

    In dat soort toestanden heb ik ook niet zo’n zin, ben ‘blij’ dat dit nu gebeurd is. Want niet alleen de behandelingen zelf, maar ook de pijn die eraan vooraf gaat verhogen de vakantievreugde niet 😁. Ik hoop dat het voor jouw zoon helemaal goed gekomen is zonder irritante restverschijnselen?

Corina · 8 mei 2022 op 22:39

Keep on smiling 🤪

    Wen. · 8 mei 2022 op 22:47

    Zeker😁
    Als je naaiwerk maar goed zit 😂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Cosy