Onrust

Ga je nog naar Singapore dit jaar?”, vraagt ze me, terwijl we op blote voeten langs de waterlijn kuieren. Het koude water spoelt af en aan om onze enkels en de zon schijnt in onze snuit. “Dat weet ik nog niet”, antwoord ik: “het ligt een beetje aan de studie van zoon 3″. Meerdere mensen hebben aangekondigd hem met een bezoek te vereren en ik wil juist dat hij ook ruimte voelt om daar zijn eigen plan te trekken“. Ze knikt. “Als hij daar steeds familie moet ontvangen en rondleiden, dan weet ik niet of dat gevoel van vrijheid, van ergens anders te wonen en het daar eens uit moeten zoeken met jezelf, de kans krijgt om te bestaan“. We sparren nog wat.

Ik voel zo’n onrust”, biecht ik haar op. Ze knikt begripvol. “Mijn huis, mijn baan, mijn leven. Wat moet ik?”. Ze luistert. “Ik zou de hele flikkerse boel achter me willen laten. Ergens een huisje willen kopen aan de voet van een uitgestrekt duin met uitzicht op de zee. Lezen, schrijven, ontmoeten. En willen leven van de wind”. Ze glimlacht. “Lastig is dat hè”, antwoordt ze, terwijl ze me liefdevol op mijn schouder klopt. We turen allebei in de verte. Zeilboten, vrachtschepen, vliegtuigstrepen in de lucht. “Ik wil denk ik niet meer vliegen”, zegt ze en ik luister. “De wereld dichtbij is ook mooi. Vliegen is zo slecht voor het milieu. Het voelt gewoon niet meer goed”. Ik knik. Dat vind ik verstandsmatig ook, maar gevoelsmatig heb ik een aantal jaren geleden pas de wereldse vrijheid ingeademd, met een euforisch gevoel van eindeloze ruimte en mogelijkheden tot gevolg. Het is een grenzeloze wijze van ontdekken én een verdekte manier van vluchten tegelijk.

Weet je wat ik denk?”, zeg ik haar even later: “we zijn inmiddels allemaal een beetje hersendood”. Ze schiet in de lach. “Als je niet meer na hoeft te denken over een route, omdat je een navigatiesysteem hebt, dan gebruik je dat deel van je hersenen niet meer. Dat verschrompelt dan”. Ze knikt. “Als alles automatiseert, hoef je nergens meer over na te denken. Het worden een soort kunstjes. Heb je probleem A, druk dan op knop B. Stelling Q., druk op uitleg Y. Alles wordt in hapklare brokken geserveerd. En natuurlijk word je er wijzer van als je achtergrondinfo leest en vergroot het je kennis en mogelijkheden, maar er gaat intussen wél een stukje in je eigen bovenkamer verloren. Het creatief nadenken, het afwegen, het zoeken naar inventieve oplossingen, het prioriteren, het intens verlangen naar iets of iemand en het op waarde schatten van dingen die ertoe doen. Hoe kun je bepaalde intonaties horen en iemands lichaamstaal aflezen als je alleen maar platte tekst op schermpjes typt en niet meer de moeite doet om elkaar fysiek op te zoeken? Wat is je bewegingsruimte nog in het doolhof van al onze regelgeving?”. Ze knikt en we sparren. “Alles moet sneller, efficiënter, foutlozer, goedkoper”, zegt ze: “en de menselijke aspecten worden daarom weggesaneerd, terwijl ze basaal van wezenlijk belang zijn”. We zijn het eens.

Als kunstmatige intelligentie belangrijker wordt dan menselijke, waar zijn wij mensen dan nog voor nodig?”, vraag ik haar. Ze kijkt me aan. “Ik weet het niet, Wen”, zegt ze. Ik vervolg. “We hebben als mens toch al geen rol in de ecologische kringloop. De wereld kan zonder mensen prima bestaan, sterker nog, de wereld wordt er zelfs mooier van. En nu verlammen we onszelf ook nog, door alles te kaderen, te standaardiseren en automatiseren. Centraliseren, want efficiëntie. Brrr. Wat blijft er van ons over? Makke lammetjes, massaal uitgeblust en met bore-outs?”.

In het boek van Floortje (‘Heimwee moet je koesteren’) lees ik, dat de drijfveer van nagenoeg alle mensen die in uithoeken van de wereld zijn gaan wonen, hetzelfde is. Ontsnappen aan de ratrace, weg van de massaproductie, van de gebaande paden af. Voelen dat je bloed stroomt en dat je hersens kraken. Terug naar de oorsprong. Ik snap het wel, ook al zou ik mijn geliefde kroost nooit voor eeuwig achter willen laten. “Zij jou misschien wel”, lacht ze als we rechtsomkeert maken en gezandstraald worden door een stevige noordenwind.

Het is grijs gebied, tussen gebruik maken van en leunen op. Ik voel het schuren in mijn binnenste. Verstandsmatig weet ik, dat ik van geluk mag spreken dat ik woon, werk en ben. Gevoelsmatig ontbreekt het me chronisch aan ruimte voor creativiteit, voor dynamiek, voor verscherping. voor verstilling en verdieping. Ik word met regelmaat overspoeld door een “is dit het nu“-golf. Omdat ik geen al te beste zwemmer ben, is het dan happen naar adem en op het droge zien te komen. Ik ben bezorgd, over wat het lamgeslagen gevoel niet alleen bij mij, maar ook bij mijn omgeving teweegbrengt. Ik lees over vechtpartijen, over steekincidenten, over brandstichtingen. Over het verder uitkleden van de zorg, het onderwijs en de publieke sector. Over het gebrek aan personeel in die sectoren en de gevolgen daarvan in de toekomst. Dat iedere (semi-)ambtenaar om stipt 17.00 uur kantoor verlaat is alom bekend, maar denkt iemand er ook wel eens over na hoe dit komt? Ik wel.

Een paar dagen later wandel ik tijdens lunchtijd in het parkje bij mijn werk. Het is er groen, mooi en stil. Het enige geluid komt van de fontein, die in het midden van het veld water spuwt. Terwijl ik in gedachten verzonken ben, loopt iemand me doelgericht tegemoet. Een in pak geklede, jonge kerel. Hij heeft de pas er flink in en stopt vlak vóór mijn neus. Ook met mijn bril op herken ik hem niet. “Wat is het hier prachtig hè?“, jubelt hij en hij zwaait zijn armen in de lucht. “Zéker”, antwoord ik enigszins verbaasd. Hij ziet er niet uit of hij gesnoven heeft. Het is hier absoluut mooi, maar nu ook weer niet zo bijzonder dat je daarvoor National Geographic zou moeten bellen. “Wandel je hier zomaar?”, vraagt hij en ik knik. “Ik ben speciaal gekomen voor de fontein”, zegt hij en ik luister. De fontein staat in een met algen beklede betonnen waterbak, waarin lege colablikjes, lachgasampullen en een McDonalds-verpakking drijven. De man bruist van de energie en moet zijn verhaal duidelijk kwijt. “Dit is de plek waar ik haar zomaar ineens bij toeval ontmoette”, vertelt hij: “en de plek waar ik haar ten huwelijk heb gevraagd vorige maand”. Hij zwaait met zijn armen en geeft bijna licht. Ineens krijgt hij iets aandoenlijks. “Ach, wat leuk”, antwoord ik: “dan snap ik wel dat je het hier zo mooi vindt”. Hij knikt blij. “Zal ik een foto van je maken bij de fontein?”, vraag ik en hij knikt enthousiast. Aldus geschiedt. Met zijn telefoon leg ik hem in zijn donkerblauwe pak met glimmende puntschoenen eronder voor een ogenschijnlijk nietszeggende fontein midden in een stil stadsparkje vast. “Wat een goed idee, dankjewel!”, zegt hij en ik wens hem een heel mooie huwelijksdag toe. Hij lacht zijn tanden bloot en zwaait naar me als hij verder hupst.

Zo kan het dus óók. Pure emotie, vastgelegd met moderne apparatuur. Een toevallige ontmoeting, een spontaan gesprek, een creatieve afloop. Een dolblije man en een tevreden luisteraar annex fotograaf. De zon schijnt er blij bij. Met een grote grijns op mijn gezicht wandel ik nét op tijd weer terug de kantoortuin in.

The Killers: human

Close your eyes
Clear your heart
Cut the cord

Delen op facebook
Delen op twitter
Delen op linkedin

4 reacties

Rik · 5 juni 2023 op 19:22

Bijzondere mensen hebben bijzondere (spontane) ontmoetingen!
Maar jouw bespiegelingen op de grens van zand en zee vind ik heel herkenbaar. Vooral de onrust en het “is-dit-het-nu” gevoel dat je beschrijft. Gevoelens/vragen waar helaas (of gelukkig?!) nog geen geautomatiseerd antwoord voor is.
Als je dat huisje aan het duin gevonden hebt, mag ik dan in het tuinhuisje…..?

    Wen. · 5 juni 2023 op 20:03

    Dat lijkt me heel gezellig, Rik! 😘

Iris · 13 juni 2023 op 21:02

Waren wij dat, in OKP?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Cosy