Dromen

Je bent vader geworden”, zeg ik hem, als ik met mijn baby onder m’n oksel geklemd een afgelegen loods binnen stap. Ik ben hier nog nooit geweest, maar tóch tekent er zich heel gedetailleerd een kille, grijze ruimte af die bekend aanvoelt, waarin een aantal werktuigen staat, afgedekt met zwart zeil en een vreemde, chemische lucht hangt. Er liggen golfplaten op het dak en er hangt een ladder tegen de muur. De immense ruimte klinkt hol en mijn stem klinkt daardoor iel.

Hij kijkt verschrikt op. Ik hoop iets van blijdschap te zien, van liefde of warmte, maar in plaats daarvan kijkt hij met vijandig afgrijzen naar me, zoals hij dat wel vaker deed. Ik zie dat ik hem stoor, maar ik weet niet waarbij. Er staan nog een paar mannen en één vrouw met hun rug naar me toe. Aan de rechter zijkant staan zwarte sporttassen, waarvan er één wagenwijd open staat. Drugs? Het spul zit in doorzichtige zakjes met een zipsluiting, van het soort dat je koopt bij de plaatselijke drogisterij en waarin je je parfum meeneemt in het vliegtuig. Ik weet meteen dat ik op een fout moment ben gekomen en dat ik getuige ben van iets wat ik niet had mogen zien. IJzige stilte. Priemende blikken. Drie van hen ken ik, de andere twee niet. Ik besluit in een paar seconden mijn baby rechts in de hoek te leggen en de benen te nemen.

Met een wild kloppend hart word ik wakker. Mijn dekbed ligt op de grond, evenals het onbeslapen kussen naast me. Het hoeslaken is naar het midden opgerold tot een dik touw. Ik voel de verwarring; welke moeder klemt haar pasgeborene onder haar arm en laat deze vervolgens ergens achter waar het unheimisch is? Ik ga uit bed, drink een glas water en trek mijn beddengoed weer recht. Na een tijdje val ik terug in slaap. De spierpijn in mijn benen, waarmee ik vervolgens wakker word, fiets ik eruit in de kilometers naar mijn werk.

Mensen die mij goed kennen weten het wel: baby’s zijn een terugkerend item in mijn talloze vreemde dromen. Ik heb er in de afgelopen jaren tientallen gekregen, die ik vervolgens overal liet liggen. Ik vergat ze mee te nemen uit de supermarkt, ik zette ze gewoon ergens onbeheerd neer of ik gaf ze belangeloos weg. Ik liet ze in de auto achter, hing ze in de kerstboom, bond ze onder mijn snelbinders, liet ze zwemmen in hun badje en ging intussen zelf op mijn gemak boodschappen doen of telefoongesprekken voeren, wetende dat er iets niet in de haak was, maar dat gevoel negerend. Ik reed mijn baby in een rolkoffertje door de stad en verwisselde mijn pasgebonere op klaarlichte dag in het ziekenhuis met een ander exemplaar. Ooit deed ik mee aan een straatrace op kunstmatig bevroren weggedeelten, waarbij ik mijn baby los naast me op de bijrijdersstoel had gelegd.

Volstrekt absurde verhalen. Nooit is het me duidelijk geworden, waarom die zuigelingen hardnekkig onderdeel bleven uitmaken van mijn dromen, terwijl mijn kinderwens al lang vervuld was. Ik las erover, ik consulteerde een “dromenexpert”, ik legde het aan een psycholoog voor en vroeg het aan een medium. Verder dan de meest voor de hand liggende verklaringen kwamen we zelden en een oplossing vond ik dus al helemaal niet.

Toen ik enige tijd geleden droomde over een baby- en peuter-hospice, waar mijn baby in een warme, serene sfeer aan zijn laatste uren was begonnen, dacht ik even dat het moment dáár was dat mijn gedroomde nazaten een zachte aftocht bliezen en ruimte zouden maken voor andere, meer futuristische personages. Mijn baby stierf, hoorde ik later van de buurvrouw. Kennelijk was ik er zelf niet bij op het moment dat het gebeurde, want ik had een feestje.

Des te teleurstellender is het, dat ik nu toch weer samen met een nieuwe baby getuige was van de ripdeal waarbij de vader van mijn kind betrokken bleek. En ook dat ik de kuierlatten weer nam en die baby daar gewoon achterliet.

Zoon 2 vindt het verklaarbaar. “Had je maar beter voor ons moeten zorgen”, lacht hij schamper: “en had je maar vaker bij mijn voetbalwedstrijden moeten komen kijken”. De kort na de geboorte omgeruilde baby is hij zelf, vermoedt hij, want ik kan toch onmogelijk zijn moeder zijn? Hij geeft me een knuffel en we lachen. Ik was heus niet altijd de beste moeder, maar bakken vol liefde hebben ze gekregen, ondersteuning en aanmoediging. Van hun vader ook, trouwens. Als je de opvoedklus eenmaal geklaard hebt en je kijkt erop terug, dan zie je wel wat er anders of beter gekund had. Maar onverantwoordelijk was ik eigenlijk nooit en mijn kinderen verduisteren deed ik ook al niet. Fysiek ben ik niet eens meer tot reproductie in staat. Blijkbaar smeult er iets diep in mij waarvan ik de oorsprong nog steeds niet begrijp.

Mijn kinderen, inmiddels volwassen en zelfstandig, bevinden zich voortdurend overal op de wereld. En ook al zijn ze vaak fysiek ver weg, het voelt nooit als oneindig ver. Er is altijd een zekere vorm van verbondenheid, een summier contact, een kwinkslag. De wederzijdse liefde is zó groot en onvoorwaardelijk. Hoe komt het dan toch, dat ik in mijn dromen steeds mijn kind verwaarloos?

Iemand waar ik veel van hield zei eens tegen me: “aan jou ontbreekt alleen nog maar zo’n verpleegsterskapje”. Het was niet complimenteus bedoeld en zo voelde het dan ook zéker niet. Het kwetste me en ik besloot vanaf dat moment mijn koers enigszins te wijzigen. Niet omdat ik wil zijn zoals dat van me verwacht wordt, maar omdat ik niet uitsluitend als een wandelende moederkoek gezien wil worden. Ik houd ontzettend veel van mijn kroost, maar ik ben ook een zelfstandige, initiatiefrijke vrouw met grote mensen-wensen en -behoeften. Ik had mijn veren kennelijk té lang niet geschud.

Ik neem de baby’s, die in mijn dromen mijn pad hebben gekruist, mee op mijn reis. Ik heb genoeg gezorgd en ga ze één voor één achterlaten waar ze vermoedelijk vandaan komen. In de diepe zee van angst, de golven van medelijden, de vibraties van minachting, de tornado’s van ambivalentie, de stilte van het alleen zijn, de mist van het onbegrip, de regendruppels van verdriet, het luchtledige van vrijheid, de wervelwind van verandering, de warmte van liefde en de regenboog van enthousiasme, onbevangenheid en blijdschap. Ik ben benieuwd naar de invulling van de ruimte die zal ontstaan nadat ik al die baby’s samen met het vervloekte verpleegsterskapje voorgoed van me heb afgeschud.

Ik heb er wel even voor uitgetrokken, voor dit reisje.
Nu maar duimen dat ik na afloop nog lang geen oma word.

Veldhuis&Kemper: tijd heelt alle wonden…….niet

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Cosy