De-mens-zie

Het is midden op de middag als ik de klinisch-geriatrische afdeling van het ziekenhuis binnenkom. Op kousenvoetjes tippel ik de gedateerde, troosteloze kamer in. Daar hangt ze, half zittend in haar ziekenhuisbed. Ze ziet zo wit als een doek en heeft haar ogen dicht. Er hangt een zak bloed aan haar arm die op bejaardentempo indruppelt. “Mam”, fluister ik zacht: “mam, ik ben er hoor”. Ze opent haar waterige kraaloogjes. “Hoi Wen”, antwoordt ze en ze glimlacht flauwtjes. Ik geef haar een kus op haar voorhoofd. De korte grijze haren zitten op haar hoofdhuid geplakt. Grote, donkerrode vochtzakken drukken haar ogen half dicht. “Hoe is het, mam?”, vraag ik haar. Ze trekt haar schouders op. “Heel matig”, antwoordt ze: “mijn been doet zo’n zeer. En ik voel me zo slap als een vaatdoek”. Dat laatste is haar aan te zien. Ik heb vers fruit voor haar meegenomen en pak een stoel om naast haar te gaan zitten. “Ze mag geen fruit meer hoor”, zegt de verpleegkundige, die bij toeval binnenloopt: “ze krijgt morgen dat maag-/darmonderzoek, daarvoor moet ze nuchter zijn. Straks gaat ze aan de kannen laxeermiddel beginnen”. Lang leve de communicatie. Mijn moeder is geen drinker. Drie grote kannen zijn voor haar normaal gesproken de vochtinname van een hele maand. Ze zucht. “Wat vreselijk”, zegt ze: “hoe krijg ik dat op?”. Ik weet het niet. Het schuurt ook een beetje, om zo’n belastend onderzoek te doen bij iemand van 85 die toch al zo ernstig verzwakt is op alle fronten. Het is, zo pleit de geriater, de enige manier om erachter te komen waarom haar HB in korte tijd zo enorm is gezakt. Mijn moeder en wij hebben -zij het schoorvoetend- ingestemd met het onderzoek.

Stil is ze. Ze kijkt een beetje om zich heen en heeft weinig bij te zetten. Ik zit ernaast en voel vooral onmacht en vermoeidheid. De afgelopen weken zijn zwaar geweest. Ze woont meer dan honderd kilometer bij me vandaan, maar heeft eigenlijk voortdurend onze zorg en aandacht nodig. Mijn zus en ik doen wat we kunnen, maar het is véél naast ons werk en de rest van ons leven. Er moest vanalles geregeld worden en dat kost tijd, geduld en energie. De zorgverleners zijn allemaal respectvol en lief voor haar, maar het is een hels karwei om alle zorg op elkaar afgestemd te krijgen.

Het is een confronterend proces, om je moeder onder je hoede te moeten nemen als ware het je kind. Dat is al moeilijk als je een ongecompliceerde band met je moeder hebt, maar het wordt nog ingewikkelder als er oud zeer knelt. Mijn zus en ik zoeken allebei naarstig naar de manier waarop we haar als mens kunnen blijven zien met een ziekte en niet als een wandelende gatenkaas.

Ik hoop dat het helpt”, zegt m’n moedertje, kijkend naar de bloedtransfusie: “de vorige keer knapte ik daar heel erg van op”. Ik slik mijn woorden in. Er was helemaal geen vorige keer. Ik laat het zo en knik bemoedigend.

Twee dagen later worden we geacht haar uit het ziekenhuis op te komen halen. De onderzoeken zijn gedaan, de uitslagen zijn bekend, ze moet vertrekken vóór het weekeind. Mijn zus haalt haar op en brengt haar thuis. Dat is sneller gezegd dan gedaan, want ze kan niet op haar been staan en eenmaal thuis blijken er dingen kwijt te zijn. Haar alarmhorloge is spoorloos. Dat is wel rustig voor de thuiszorg, want ze drukt er gestaag op, maar het is niet veilig voor haar. Tijdens mijn werk gaat de telefoon meermalen. De fysiotherapeut. De apotheek. Overleg met m’n zus, want het kantoor van de alarmhorloges is op vrijdagmiddag dicht. De zorg, want haar zwachtels zijn niet mee teruggekomen. En wat heeft de geriater nu precies gezegd? De baxterrol wordt voor de derde keer geregeld. Geluk bij een ongeluk, ze is niet meer in staat om alle afspraken af te zeggen zodra wij onze hielen hebben gelicht. Het vuur is eruit. Er is véél meer zorg nodig dan eerst, maar hoe gaan we dat fiksen? We stropen de mouwen op en verdelen de taken pragmatisch.

Systematisch en gedoseerd screenen mijn zus en ik de kasten en laatjes van mijn moeder. Mayonaise uit 2017, ketchup uit 2015. Een doosje zoetjes uit 2012. Een verpakking ham die bijkans uit zichzelf terug loopt naar de boerderij. We drukken het -zonder overleg met haar- achterover en gooien het thuis weg. Ik denk met een glimlach aan een collega, die vertelde dat haar schoonmoeder gebruikte theezakjes in de koelkast bewaarde en deze een week later bij herhaald bezoek gewoon hergebruikte. Onnodige zuinigheid; het zijn mensen die de oorlog hebben meegemaakt.

Samen met kind 1 reorganiseer ik haar slaapkamer, waar het loodzware houten bed staat dat ze kocht toen ze trouwde met mijn vader in 1965. Ze moet erlangs kunnen met haar rollator, waar ze zich minimale afstanden mee vooruit sleept. We regelen een rolstoel en schakelen voortdurend met de zorg.

De enige die verbaasd was over de diagnose Alzheimer was mijn moeder zelf. Dat is dan weer een voordeel van deze nare ziekte, dat sommige dingen die wij van kilometers ver al zien aankomen je verrassen, maar dat je het met dezelfde vaart ook weer vergeet. Ze zit als een ziek vogeltje in haar stoel bij het raam. We maken het haar zo comfortabel mogelijk, maar dat vindt ze moeilijk. Ze is niet gewend om zacht te zijn voor zichzelf (of voor ons) en vindt het al gauw te veel gedoe, te duur, onzin of zonde. De “nee” ligt op haar lippen bestorven. Maar nu is de tijd gekomen dat we met zachte hand dingen moeten gaan afdwingen. En dat doen we, samen met de thuiszorg.

Twee dagen voor de vakantie komt er een dringende oproep van de thuiszorg. “Graag een hoog-laagbed regelen. En een postoel”. Mijn moeder heeft de afgelopen nachten meermalen het alarm gebruikt en hoewel ik niet meer als eerste contactpersoon sta, werd ik toch twee keer midden in de nacht uit bed gebeld. De thuiszorg werkt met vakantiekrachten, voor wie de dingen minder vanzelfsprekend zijn, zoals het vinden van de sleutel waarmee ze bij m’n moeder naar binnen kunnen. “Sorry hoor”, zeg ik de volgende dag tegen een lieve verzorgster, als ik mijn moeder naar het eten taxi: “ik was misschien een beetje onaardig vannacht aan de telefoon. Ik schrok wakker en sprong meteen mijn nest uit”. De zorgmedewerker trekt haar schouders op. “Niets over gehoord”, zegt ze en ze glimlacht. Ik laat het zo. Ze zal de wallen onder mijn ogen wel zien, vermoed ik.

Voordat ik vertrek, maak ik een pan verse kippensoep voor m’n moeder. Ze heeft een beetje krachtvoer nodig. Wie mij kent weet dat ik een gloeiende hekel heb aan koken, maar nood breekt wet. Met een tas vol verse ingrediënten en een grote soeppan begin ik aan mijn missie, terwijl zij stilletjes in haar stoel zit en om zich heen kijkt. “Wat gooi je daar nu allemaal in?”, gromt ze van afstand. Ik weet ineens weer waar mijn aversie voor kokkerellen vandaan komt. “Uhmmmmm”, antwoord ik: “kip? Dat lijkt me het principe van kippensoep, toch?”. Haar groene kraaloogjes priemen in mijn rug als ik het kippenvlees van de botten haal en terug in de pan schuif. “Als je er zoveel kip in doet, is het meer kippenragout hè”, sneert ze: “dat lijkt natuurlijk in niks op kippensoep”. Ik incasseer, zwijg, roer rustig door het kruidige soepje en ben stiekem trots op mezelf dat ik niet met de kip ga gooien.

Ik help haar naar het toilet. Zet een kopje koffie met warme melk, laad haar telefoon op en leg haar medicatie klaar. “Ik ga zo naar huis, mam” zeg ik en ze knikt. “Kan ik nog iets voor je doen?”. Ze schudt van “nee”. Ze wil geen klassieke muziek op, geen politieke discussies op televisie volgen of kerkdiensten luisteren. Ze wil niet puzzelen, lezen of iets anders. Ze wil helemaal niks. Het voelt zo lastig om haar alleen achter te laten, in de wetenschap dat het eigenlijk niet kan, maar dat ik niet meer kan doen dan dit. En dat dit, op deze manier, voor mij en mijn zus niet vol te houden is, terwijl mantelzorg onder de normale betrokkenheid geschaard wordt in zorgland. Ik ben zó moe. De tranen zakken steeds verder onderin mijn lijf.

Dag mam”, zeg ik haar en geef haar een kus: “morgen komt je favoriete dochter. Ik kom overmorgen weer”. Ze glimlacht en ik glimlach terug. “Eet smakelijk straks, vergeet je kippenragout niet”, zeg ik en ik knipoog naar haar. Ze zucht diep en steekt haar duim op.

Gelukkig is ze dat, op het moment dat ik de auto start, toch weer vergeten.

10 reacties

Johan · 14 juli 2025 op 13:47

Heel veel sterkte!

    Wen. · 14 juli 2025 op 14:00

    Komt goed hoor. We zullen er onze weg in moeten vinden.

Corinda · 14 juli 2025 op 16:34

Och Wendela, wat pittig voor jullie. Petje af dat jullie de zorg zo vorm proberen te geven. En ja die theezakjes 😉 ….

    Wen. · 14 juli 2025 op 17:52

    Die theezakjes maakten een grote indruk, Corinda :-). Het is fijn om dit soort verhalen te horen en je te realiseren dat je niet alleen bent in zo’n proces, ook al voelt dat soms wel zo. We doen wat we kunnen, soms tegen heug en meug, altijd naar eer en geweten, maar ik ben duidelijk geen 25 meer :-). Een fijne en ontspannen vakantie voor jou en je gezin, je hebt ook genoeg voor je kiezen gehad het afgelopen jaar. Lekker loslaten en opladen!

      Esther · 15 juli 2025 op 15:10

      Het is verschrikkelijk om haar achter te laten maar je kunt echt niet anders… hier ook grote zorgen nu om schoonouders, 1 nu vanuit het ziekenhuis naar de “revalidatie” wat dat nog inhoudt… en 1 die alleen thuis achter bleef maar niet voor zichzelf kan zorgen…
      Heel veel sterkte! X

        Wen. · 15 juli 2025 op 17:18

        Oh Esther, echt. Wat naar voor jullie, jullie hebben al zo’n turbulente tijd achter de rug. Dit kan er eigenlijk niet óók nog bij. Jullie veel sterkte gewenst hoor, ik had je een andere zomervakantie gegund. Probeer -al is het tussen de bedrijven door- ook aan jezelf te denken.Tot binnenkort!

Lilian · 14 juli 2025 op 22:59

Slik. Cliché…iedereen wil maar oud worden..niemand wil het zijn…sterkte sisterhood..

    Wen. · 15 juli 2025 op 17:14

    Thanks, kom binnenkort wijn bij je drinken hoor (een hele fles graag). Heb zo’n behoefte aan wat vrolijkheid!

Karin · 15 juli 2025 op 14:10

Jee Wen, je verhaal komt echt binnen. Zo verdrietig om haar zo te zien aftakelen. En je te realiseren dat je niet meer voor haar kunt doen, dan wat je al doet, wat heel veel is.
Het liedje van Veldhuis en Kemper sluit zo mooi aan bij wat jullie nu meemaken.
Sterkte en een dikke knuffel 😘

    Wen. · 15 juli 2025 op 17:16

    Ja, dankjewel. Ik hoop dat het straks in rustiger vaarwater komt. We zullen een manier moeten vinden om dit naast ons “gewone” leven te doen. Je wilt haar graag helpen, maar je wordt er ook zo moe van dat alle ontspannen dingen uit je agenda verdwijnen. Ik ben er slecht in, merk ik, om dingen te combineren. Daar valt voor mij nog wel wat te leren.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Cosy

25